ECLI:NL:GHARL:2019:3848

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
WAHV 200.222.143
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidstelling in het kader van administratieve sancties en de ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 13 juli 2017. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep door de kantonrechter. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene geen zekerheid had gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, zoals vereist door artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

De betrokkene voerde aan dat hij het niet eens was met de opgelegde sanctie en dat hij niet fatsoenlijk beroep had kunnen instellen, omdat de CVOM niet had voldaan aan zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Hij stelde dat hij recht had op een dwangsom en dat de zekerheidstelling daarmee verrekend diende te worden. Het hof oordeelde echter dat zekerheidstelling een voorwaarde is voor de ontvankelijkheid van het beroep bij de kantonrechter. Dit betekent dat de kantonrechter de bezwaren van de betrokkene pas kan behandelen wanneer de betrokkene zekerheid heeft gesteld.

Het hof bevestigde dat de betrokkene niet in dwaling heeft kunnen verkeren over de verplichting tot zekerheidstelling, aangezien hierover bestendige, gepubliceerde rechtspraak bestaat. Het hof concludeerde dat het niet stellen van zekerheid niet verschoonbaar is en dat de kantonrechter terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De beslissing van de kantonrechter werd dan ook bevestigd, waardoor het hof de inhoudelijke bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde administratieve sanctie niet kon beoordelen.

Uitspraak

WAHV 200.222.143
2 mei 2019
CJIB 195491975
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 13 juli 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) verplicht de betrokkene om in de procedure bij de kantonrechter zekerheid te stellen voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten. De officier van justitie heeft de betrokkene op juiste wijze geïnformeerd over deze verplichting. Er is geen zekerheid gesteld.
2. De betrokkene voert aan het oneens te zijn met de hem opgelegde sanctie. Daarnaast heeft hij niet fatsoenlijk beroep in kunnen stellen, omdat de CVOM tot op heden niet voldaan heeft aan zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Daarom heeft hij recht op een dwangsom, zodat - zo begrijpt het hof - de zekerheidstelling met die dwangsom is verrekend en hij dus wel degelijk tijdig zekerheid heeft gesteld.
3. Zekerheidstelling is een voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het beroep bij de kantonrechter. Dit betekent dat de kantonrechter de bezwaren van de betrokkene pas kan behandelen, wanneer een betrokkene zekerheid heeft gesteld. Als het beroep gegrond wordt verklaard, wordt het bedrag van de zekerheidstelling aan de betrokkene terugbetaald. Bij ongegrondverklaring van het beroep wordt het bedrag van de opgelegde sanctie met het bedrag van de zekerheid verrekend. Het hof – en eerder ook de Hoge Raad – heeft reeds geoordeeld dat het door de betrokkene te betalen bedrag van de zekerheidstelling niet kan worden verrekend met bedragen die (mogelijk) aan een betrokkene verschuldigd zijn (zie onder meer het arrest van het hof van 8 januari 2004, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHLEE:2004:AO8648).
4. Nu de mogelijkheid tot verrekening van de zekerheidstelling in bestendige, gepubliceerde rechtspraak is uitgesloten, heeft de betrokkene daarover redelijkerwijs niet in dwaling kunnen verkeren en is het niet stellen van zekerheid dus niet verschoonbaar.
5. De kantonrechter heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen en kan daarom, net als de kantonrechter, de inhoudelijke bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde administratieve sanctie en de bezwaren tegen de handelwijze van de officier van justitie niet beoordelen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.