Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[Y] Architecten B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de op 7 februari 2018 gehouden comparitie van partijen,
- de akte d.d. 13 maart 2018 van [appellante] ,
- de akte d,d, 10 april 2018 van [Y] Architecten,
- de antwoordakte d.d. 8 mei 2018 van [appellante] ,
- de antwoordakte d.d. 8 mei 2018 van [Y] Architecten.
2.Rectificatie van het proces-verbaal van de comparitie van partijen
3.Over de volgende feiten zijn partijen het eens
De oplevering van de verbouwing vond op 28 april 1998 plaats.
[Buro voor bouwkunde](verder: [Buro voor bouwkunde] ) heeft op basis van visuele inspecties rapporten van 18 september 2014 en 9 oktober 2014 opgesteld (producties 2a en 2b bij dagvaarding in eerste aanleg) waarin zij heeft geschreven dat de kruipruimte niet werd geventileerd en dat dit de hoofdoorzaak was van de aantasting van de vloer door bruinrot.
4.Het geding in eerste aanleg
Standaardvoorwaarden 1997 Rechtsverhouding opdrachtgever – architect(hierna: SR97) van toepassing hebben verklaard, met daarin een arbitragebeding.
5.Het geding in hoger beroep
De toepasselijkheid van de SR97
[Y] Architecten heeft in hoger beroep een beroep gedaan op de beperking van haar aansprakelijkheid die door artikel 18.2 SR97 is overeengekomen, en op het verval van aanspraken (of de verjaring daarvan) uit hoofde van artikel 19.1 SR97. Zij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw beroepen op de onbevoegdheid van de overheidsrechter (de arbitrageclausule van artikel 44 SR97).
Volgens [appellante] kan [Y] Architecten geen beroep meer op de SR97 doen, omdat zij niet tegen het tussenvonnis van 28 oktober 2015 heeft geappelleerd. Zij beroept zich daarmee op het gezag van gewijsde van het tussenvonnis. Bovendien heeft [appellante] herhaald dat de SR97 haar bij het aangaan van de opdracht niet ter hand zijn gesteld.
Het gaat hierbij om bedingen in de algemene voorwaarden van (de beroepsorganisatie van) , [Y] Architecten. [Y] Architecten biedt beroepsmatig (architecten-) diensten aan, terwijl [appellante] , natuurlijk persoon, bij het gunnen van de opdracht niet in het kader van een beroep op bedrijf handelde. Uit de stukken blijkt daarom dat de opdracht aan [Y] Architecten een consumentenovereenkomst is. Gelet daarop moet het hof onderzoeken of [Y] Architecten een beroep doet op oneerlijke bedingen, zoals bedoeld in EG-Richtlijn 93/13. Dit moet het hof ook doen indien partijen daarover verder niets hebben aangedragen: de nationale rechters van de EG-Lidstaten hebben de opdracht om de werking van die Richtlijn zoveel mogelijk te verzekeren (HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691,
[a] / [b]).
6.Overige verweren
Deze redenering houdt geen stand, ook niet indien zal blijken dat de oorspronkelijke vloer geen ventilatie toeliet. [Y] Architecten diende immers te zorgen voor een ontwerp dat aan de daaraan door [appellante] te stellen eisen voldeed. Indien [Y] Architecten in 1997 als redelijk bekwaam en redelijk handelend architect had moeten voorzien in betere ventilatie, zou ventilatie alsnog mogelijk zijn geworden en zou het proces van aantasting zijn gestopt.
Dat de vloer in 1997 al was aangetast als gevolg van een gebrek aan ventilatie, berust louter op aannames die niet op concrete feiten en omstandigheden zijn gebaseerd. Er ontbreekt een daarop toegespitst bewijsaanbod. De mogelijkheid dat er toen al schade was aangericht, wordt daarom verworpen.
Het gestelde causaal verband staat in de procedure vast.
(hiervan is € 617,10 aan te merken als buitengerechtelijke incassokosten),
(de som hiervan excl. € 617,10 incassokosten is € 40.256,50 in plaats van € 40.252,50, zoals [appellante] in de dagvaarding in eerste aanleg heeft berekend)
Op de antwoordakte van 8 mei 2018 heeft [appellante] niet kunnen reageren. Gelet op de bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegde rapporten en rekeningen, en op het late stadium van de procedure waarin deze verweren zijn gevoerd, respectievelijk nader zijn geconcretiseerd, moet daaraan als in strijd met de goede procesorde voorbij worden gegaan. Met name heeft [Y] Architecten niet feitelijk toegelicht dat [appellante] hogere kosten declareert dan redelijk is, of in 2014 meer bijstand heeft ingeschakeld dan voor haar redelijkerwijze nodig en/of zinvol was.
Daaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor toewijzing van de vordering tot toekenning van forfaitair bepaalde incassokosten. [Y] Architecten is niet een natuurlijk persoon, zodat de in artikel 6:96 lid 6 BW voorgeschreven aanmaning met een betalingstermijn niet nodig waren voor het ontstaan van die vordering. De hoogte van de vordering komt overeen met wat daarover in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Stb. 2012, 141) is bepaald. De vordering zal bij een later arrest worden toegewezen, indien [Y] Architecten aansprakelijk zal blijken te zijn tot betaling van € 40.252,50.