ECLI:NL:GHARL:2019:3744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
200.246.481
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor achteraf huwelijk gesloten in Marokko door onder curatele gestelde

In deze zaak verzoekt een onder curatele gestelde persoon toestemming voor een in Marokko gesloten huwelijk. De verzoeker, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit heeft, is geboren in Marokko en is onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis. Het huwelijk met zijn echtgenote, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, vond plaats in Marokko in 2016. De gemeente weigerde het huwelijk in te schrijven in de basisregistratie personen, omdat verzoeker onder curatele staat en niet bekwaam is om rechtshandelingen te verrichten. De curator heeft geadviseerd om geen toestemming te verlenen voor het huwelijk, omdat hij van mening is dat verzoeker niet in staat is om een huwelijkse relatie te onderhouden. De kantonrechter heeft het verzoek om toestemming voor het huwelijk afgewezen, waarna verzoeker in hoger beroep is gegaan. Het hof oordeelt dat het verzoek buiten het bereik van artikel 1:38 van het Burgerlijk Wetboek valt, omdat dit artikel betrekking heeft op huwelijken naar Nederlands recht. Aangezien het huwelijk in Marokko is voltrokken, is het Marokkaanse recht van toepassing. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en wijst het verzoek van verzoeker af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.246.481
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6076070)
beschikking van 30 april 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. H.K. Jap-A-Joe te [x] .
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[curator], handelend onder de naam [Y] B.V.,
in zijn hoedanigheid van curator van verzoeker,
kantoorhoudende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: de curator.
Als informanten zijn aangemerkt:
  • [echtgenote], de echtgenote van verzoeker (verder: [echtgenote] );
  • [moeder ], de moeder van verzoeker;
  • [broer 1], een broer van verzoeker;
  • [broer 2], een broer van verzoeker;
  • [broer 3], een broer van verzoeker;
  • [broer 4], een broer van verzoeker;
  • [broer 5], een broer van verzoeker.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie [x] , van 25 mei 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 24 augustus 2018;
- een e-mailbericht van de curator van 12 februari 2019.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 april 2019 plaatsgevonden. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook zijn [broer 3] , [broer 1] ,
[broer 5] en [moeder ] verschenen.

3.De feiten

3.1
Verzoeker, die de Marokkaanse en de Nederlandse nationaliteit heeft, is geboren op [geboortedatum] 1974 te [plaats] , Marokko.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie [x] , van 1 februari 2013 is verzoeker onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, met benoeming van [curator] tot curator.
3.3
Verzoeker is op [huwelijksdatum] 2016 te [plaats] , Marokko, gehuwd met [echtgenote] , die de Marokkaanse nationaliteit heeft, geboren op [geboortedatum] 1995 en wonende in Marokko.
3.4
Verzoeker heeft op 21 maart 2017 de gemeente [x] verzocht voornoemd huwelijk in te schrijven in de basisregistratie personen. Bij brief van 11 april 2017 heeft de gemeente [x] verzoeker meegedeeld niet aan dit verzoek te zullen voldoen wegens strijd met de openbare orde, aangezien verzoeker (ook ten tijde van het huwelijk) onder curatele staat, niet bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen en het huwelijk tussen verzoeker en [curator] is voltrokken zonder de, in geval van curatele in Nederland vereiste, toestemming van de curator of de kantonrechter.
3.5
Bij verzoekschrift van 6 juni 2017 heeft verzoeker de kantonrechter verzocht om - achteraf - toestemming te verlenen voor het aangaan van het huwelijk.
3.6
De curator heeft de kantonrechter bij brief van 17 augustus 2017 geadviseerd om geen toestemming te verlenen voor het huwelijk. Hij is van mening dat verzoeker nauwelijks in staat moet worden geacht om een relatie te onderhouden, laat staan een huwelijkse relatie. Volgens de curator is het huwelijk buiten verzoeker om gearrangeerd. De curator is van mening dat verzoeker zelf niet tot het aangaan van een huwelijk in staat kan worden geacht. Daarbij is de curator van mening dat [echtgenote] , die 21 jaar jonger is dan verzoeker, geen goed beeld kan hebben van wat haar in Nederland te wachten staat.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van verzoeker om - achteraf - toestemming te verlenen voor het aangaan van het huwelijk afgewezen.
4.2
Verzoeker is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van verzoeker om hem achteraf toestemming te verlenen voor het aangaan van het huwelijk alsnog toe te wijzen, kosten rechtens.
4.3
Ingevolge artikel 1:38 van het Burgerlijk Wetboek (BW) mag hij die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele staat, geen huwelijk aangaan zonder toestemming van de kantonrechter. Bij de beslissing of deze toestemming wordt verleend, dient de kantonrechter de vraag te beantwoorden of betrokkene in staat is zijn wil te bepalen en de betekenis van zijn verklaring - in het huwelijk te willen treden - begrijpt. Deze bepaling heeft betrekking op een naar Nederlands recht gesloten huwelijk.
4.4
Het hof stelt vast dat in de onderhavige zaak sprake is van een in Marokko gesloten huwelijk tussen twee personen die de Marokkaanse nationaliteit als gemeenschappelijke nationaliteit hebben waarvoor nu, achteraf, toestemming van de Nederlandse rechter wordt gevraagd.
De erkenning van dit huwelijk ligt niet aan het hof voor.
4.5
Naar Nederlands internationaal privaatrecht worden de formele en de materiële vereisten voor het aangaan van een huwelijk beheerst door het recht van het land waar het huwelijk wordt voltrokken, in dit geval: door Marokkaans recht. Nu het huwelijk tussen verzoeker en [echtgenote] naar Marokkaans recht reeds is voltrokken, dient in principe van de rechtsgeldigheid daarvan te worden uitgegaan.
4.6
Naar het oordeel van het hof valt het onderhavige verzoek buiten het bestek van artikel 1:38 BW, nu dat artikel ziet op toestemming voor een huwelijk naar Nederlands recht. In casu is echter geen sprake van een huwelijk naar Nederlands recht.
Wellicht ten overvloede overweegt het hof nog dat ook het ex artikel 1:69 BW inroepen van de nietigheid van het huwelijk wegens het ontbreken van toestemming ex artikel 1:38 BW, niet van toepassing is nu algemeen in de rechtsliteratuur wordt aangenomen dat het recht dat van toepassing is op de formele en materiële huwelijksvereisten, ook de vraag beheerst van de gevolgen/sancties indien niet aan de betreffende vereisten van dat recht is voldaan. Ook daarvoor geldt derhalve in dit geval het Marokkaanse recht; toetsing van een in Marokko gesloten huwelijk tussen twee Marokkaanse burgers valt buiten de jurisdictie van de Nederlandse rechter.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het meer of anders verzochte afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 25 mei 2018;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, A.W. Beversluis en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 30 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.