Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in (het principaal) hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Schlepers te Groningen,
verzoeker in (het incidenteel) hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat mr. P.J. Jans te Groningen.
verder te noemen: de raad,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
kantoorhoudende te Groningen,
verweerder in het principaal- en in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
verder te noemen: de pleegouders.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van de vader met productie(s);
- het verweerschrift van de raad in het principaal hoger beroep met productie(s);
- het verweerschrift van de raad in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Schlepers van 4 maart 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Schlepers van 12 maart 2019 met productie(s);
- een brief van de GI van 12 maart 2019 met productie(s).
[E] .
3.Feiten en achtergronden
4.De omvang van het geschil
1. de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot
ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing af te wijzen althans de gefaseerde
thuisplaatsing te gelasten, dan wel een NIFP-deskundige te benoemen;
2. althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
I. de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende;
II. het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing alsnog af te wijzen en een
geleidelijke thuisplaatsing te bevelen aan de GI in die zin dat er binnen twee weken na
betekening van de in deze te geven beschikking een plan van aanpak is overgelegd
door de GI aan de ouders in die zin dat zij binnen deze termijn ervan in het bezit zijn
gesteld, ertoe leidend dat [de minderjarige] bij hetzij de moeder hetzij de vader hetzij bij beiden
haar hoofdverblijfplaats heeft, op straffe van een aan de man te verbeuren dwangsom
van € 500,- per dag (of dagdeel) dat de GI in gebreke blijft aan het verzochte te
voldoen;
III. danwel een gefaseerde thuisplaatsing te gelasten van [de minderjarige] waarbij de GI wordt
veroordeeld alles te doen en na te laten om deze gefaseerde thuisplaatsing te (doen)
bewerkstelligen op straffe van een aan de man te verbeuren dwangsom van € 500,- per
dag (of dagdeel) dat de GI in gebreke blijft aan het hierbij gevraagde te voldoen
(binnen twee weken na betekening van de in deze te geven beschikking).
IV. dan wel een deskundige te benoemen (zoals het NIFP) die onderzoek doet naar het
welzijn van [de minderjarige] en de manier waarop zij weer thuisgeplaatst kan worden bij de
ouders.
V. danwel een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
5.De motivering van de beslissing
De ondertoezichtstelling5.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
- het gebrek aan zicht op de opvoedmogelijkheden van de ouders.
23 oktober 2018 tot 23 juli 2019. Het huidige verblijf van [de minderjarige] in het pleeggezin dient volgens de kinderrechter vooralsnog gecontinueerd te worden, in ieder geval totdat er meer duidelijk is over de opvoedingssituatie bij de ouders, de behoeften van [de minderjarige] en derhalve over haar perspectief. Het (werken aan) terugplaatsen van [de minderjarige] bij ouders terwijl haar perspectief nog niet vaststaat acht de kinderrechter te risicovol.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking ook op het punt van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bekrachtigen. Het verzoek van de vader, een geleidelijke thuisplaatsing te bevelen, is bij deze stand van zaken niet aan de orde.
Het hof zal de verzoeken van de vader daartoe als hiervoor omschreven bij 4.3 onder II. en III afwijzen, evenals het verzoek van de moeder tot (gefaseerde) thuisplaatsing.