ECLI:NL:GHARL:2019:3660

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
200.252.929
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en onregelmatige opzegging in arbeidsovereenkomst met Aldi Culemborg B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellant] tegen Aldi Culemborg B.V. naar aanleiding van een ontslag op staande voet. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het ontslag niet onverwijld is gegeven en dat er geen dringende reden voor het ontslag was. De zaak betreft de vraag of [Appellant], die als 1e vervangend filiaalleider werkzaam was, opzettelijk de prijs van artikelen had verlaagd om deze voor een lagere prijs aan te schaffen. Het hof concludeert dat Aldi niet voldoende heeft aangetoond dat [Appellant] welbewust in strijd met de procedure heeft gehandeld. Het hof oordeelt dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven, waardoor Aldi de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd. [Appellant] heeft recht op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De hoogte van de vergoedingen wordt vastgesteld op respectievelijk € 8.808,96, € 16.759,73 en € 5.000,-. Aldi wordt ook veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.252.929
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem 7162169)
beschikking van 25 april 2019
in de zaak van
[Appellant],
wonende te [Woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: [Appellant] ,
advocaat: mr. T. Kocabas,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aldi Culemborg B.V.,
gevestigd te Culemborg,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: Aldi,
advocaat: mr. W.J. Nieuwenhuis.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, locatie Arnhem) van 16 oktober 2018.

2.2. Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift (met producties), ter griffie ontvangen op 15 januari 2019;
- het verweerschrift;
- de op 10 april 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de advocaat van [Appellant] een pleitnotitie is overgelegd.
2.2
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op 22 mei 2019 of zoveel eerder als mogelijk is.
2.3
[Appellant] heeft in haar hoger beroepschrift verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en bij beschikking (voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:Aldi te veroordelen tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van
€ 8.808,96 bruto, een transitievergoeding van € 16.759,73 bruto en een billijke vergoeding van € 70.097,88 bruto dan wel een door het hof te bepalen billijke vergoeding;
subsidiair:voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door een ontslag op staande voet, Aldi te veroordelen tot betaling van de hiervoor genoemde transitievergoeding althans een gedeelte daarvan;
primair en subsidiair:Aldi te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag van voldoening, en Aldi te veroordelen in de kosten in beide instanties.

3.De feiten

3.1
In hoger beroep staan de volgende feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, vast.
3.2
Aldi is een Europees vertegenwoordigd formulebedrijf.
3.3
[Appellant] , geboren op [Geboortedatum] 1982, is op 1 mei 2000 in dienst getreden bij Aldi in eerste instantie voor bepaalde tijd en vervolgens voor onbepaalde tijd. Laatstelijk vervulde [Appellant] de functie van 1e vervangend filiaalleider voor 32 uur per week tegen een salaris van € 1.949,48 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag van 8% en een omzetvergoeding. [Appellant] werkte met ingang van maart 2018 in het filiaal van Aldi in [Plaatsnaam] .
3.4
Op 4 juni 2011 heeft [Appellant] ondertekend dat het bedrijfsreglement klant-/kassabediening (versie A043 T V03/11) is besproken en toegelicht. Hierin staat onder meer het volgende.
(…)
Kernafspraken
(…)
- de klant, medewerker en/of Aldi worden nooit benadeeld;
- voor alle artikelen wordt betaald.
Deze voorschriften maken deel uit van uw arbeidsovereenkomst en zijn derhalve bindend. Wij verzoeken u dit reglement strikt na te leven.
Elke overtreding van deze voorschriften kan aanleiding vormen voor beëindiging van het dienstverband, waaronder ontslag op staande voet. (…)
3.5
[Appellant] heeft op 17 mei 2015 ondertekend dat zij het bedrijfsreglement (versie A043A T V03/15) en de instructie kassabediening (versie A043 T V03/15) heeft gelezen en dat de inhoud daarvan met de leidinggevende is besproken en haar geheel duidelijk is. In het bedrijfsreglement staat onder meer het volgende.
(…)
Kernafspraken
(…)
- de klant, medewerker en/of Aldi worden nooit benadeeld;
- voor alle artikelen wordt betaald.
(…)
Geld, artikelen en eigendommen
(…)
ALDI hecht veel waarde aan betrouwbaarheid. Dit betekent betrouwbaar zijn naar onze klanten en een samenwerking op basis van vertrouwen. Vandaar dat het niet is toegestaan om geld, artikelen en/of eigendommen te ontvreemden. In geval van ontvreemding, ook als het om kleine bedragen of hoeveelheden gaat, zal direct ontslag op staande voet volgen. Dit geldt ook in de situatie dat jij nagelaten hebt om direct mededeling te doen van ontvreemding (…)
3.6
Tot het taakgebied van een filiaalleider – en bij diens afwezigheid de eerste plaatsvervangend filiaalleider – behoort het doorvoeren van prijsveranderingen. De procedure is beschreven in het FL-handboek. Hierin staat onder meer het volgende.
(…)
Prijsveranderingen
Alle wijzigingen van de verkoopprijs die door het hoofdkantoor via DFU en het
verkoopbericht worden doorgegeven, gelden voor het filiaal als een prijsverandering. Voor
deze wijzigingen moet een PV-formulier worden ingevuld (= boekingsbewijs).
Wij onderscheiden twee manieren van prijsveranderingen:
Prijsverandering via FLT-code 95 optie 5 en 105.1.1
De prijsveranderingsvorm FLT-code 95 optie 5 en 10 wordt alleen gebruikt bij bijzondere
prijsveranderingen, namelijk PV Aldi-Actueel en Aktie PV’s. Voor de aanvullende DL-PV
m.b.t. AA wordt het opnameformulier A011 gebruikt.
Prijsverandering via PV-formulier5.1.2
Middels DFU ontvangen de filialen de PV en de PV-termijn. Bij het verwerken van het DFU
bericht wordt een voorraadopname formulier in duplo geprint. Deze print wordt bewaard om
de voorraad van de op de PV vermelde artikelen te noteren.
De FL en een medewerker nemen onafhankelijk van elkaar de voorraad op van de in prijs te
veranderen artikelen. Het is belangrijk dat de volledige voorraad wordt opgenomen, dus ook
de voorraad in draadmanden, magazijn, extra presentaties etc. Pas wanneer de tellingen
met elkaar in overeenstemming zijn, wordt de voorraad op het geprinte prijsveranderingformulier overgenomen of ingegeven op de FLT.
Na ingave van de PV moeten de FLT-prints worden gecontroleerd en gehecht aan beide PV-formulieren. Verschillen in ‘voorraad oud’ en ‘voorraad nieuw’ moeten worden geanalyseerd.
Ingave fouten worden aan de DL voorgelegd. Het prijsveranderingfomulier hoort te allen tijde
volledig te worden ingevuld. De FL en de medewerker bevestigen het PV-formulier naar
waarheid te hebben ingevuld door het formulier te ondertekenen. (…) Het eerste PV-formulier is het origineel en wordt als boekingsbewijs met het eerstvolgende weekbericht naar het HK gestuurd, het tweede PV-formulier is de kopie. Deze wordt in de map ‘te bespreken met DL’ gedaan en nadat de DL de PV heeft gecontroleerd en afgetekend, gearchiveerd in het filiaal in de ordner ‘prijsveranderingen’.. (...)
Prijsstickers geel en rood9.2.3
Gebruik gele prijsstickers:
Kleine restanten Aldi Actueel en Aldi tip worden met behulp van de prijstang voorzien van een gele prijssticker. Hierdoor kunnen verschillende artikelen in een draadmand of een vak van een stapelmand worden gepresenteerd.
De prijskaart of prijsstrook wordt dan vanzelfsprekend verwijderd.
Let op: de gele prijssticker mag alleen gebruikt worden bij restanten van 20 stuks of minder.
Gebruik rode prijsstickers.
De rode prijssticker mag enkel worden gebruikt voor de prijsaanduiding van:
- Afgeprijsd Aldi Actueel;
- Afgeprijsd Aldi tip,
- Afgeprijsde bloemen en
- Afgeprijsd groente en fruit.
In geen enkel ander geval is het gebruik van de rode prijssticker toegestaan. Afgeprijsde artikelen worden voorzien van een rode prijssticker met de opdruk ‘nu’ en de nieuwe verlaagde prijs. Deze rode sticker wordt rechts goed zichtbaar naast de gele prijssticker geplakt. Bij een tweede prijsverlaging wordt de tweede rode sticker over de eerste heen aangebracht.(…)
3.7
Vanaf 4 mei 2018 verkoopt Aldi in haar filialen tijdelijk houten deco-kistjes. Dit is een zogenaamd Aldi Actueel artikel. De oorspronkelijke verkoopprijs bedroeg € 9,99 per stuk.
3.8
Vanuit het hoofdkantoor van Aldi is door middel van een DFU-bericht aan de filialen kenbaar gemaakt dat per 27 juni 2018 de prijs van het restant van de deco-kistjes dient te worden verlaagd naar € 7,50. De filiaalleider van het filiaal in [Plaatsnaam] heeft deze prijsverandering reeds op 12 juni 2018 doorgevoerd.
3.9
Op 17 juni 2018 is [Appellant] als vervangend filiaalleider aan het werk en heeft zij als enige toegang tot de filiaalleider terminal (hierna: FLT) om prijsveranderingen door te voeren.
3.1
Op 18 juni 2018 meldt verkoopmedewerkster [Verkoopmedewerkster] aan de filiaalleider van het filiaal in [Plaatsnaam] dat de prijs van de deco-kistjes, die vermeld wordt op de rode sticker, niet in overeenstemming is met de prijs die in de kassa staat.
3.11
Op 18 juni 2018 blijkt uit FLT dat de prijs van de deco-kistjes op 17 juni 2018 om 12:46 uur handmatig is gewijzigd naar € 3,50 en uit het kassajournaal blijkt dat op 17 juni 2018 om 16:52 twee deco-kistjes zijn verkocht (en daarnaast zalmfilets met een 30% korting sticker).
3.12
Op 18 juni 2018 sturen de filiaalleider en de medewerkers van Aldi van het filiaal te [Plaatsnaam] diverse WhatsApp-berichten naar elkaar. Hierin staat onder meer het volgende.
(…)
12:44 [Naam] : Gm wie had er vorige week deco kistjes achter gezet? Bij lockers van personeel?
(…)
12:45 [Appellant] : Ik niet (…)
3.13
Op 26 juni 2018 heeft tussen [District Sales Manager] , District Sales Manager bij Aldi
,en [Appellant] een gesprek plaatsgevonden waarin [Appellant] geconfronteerd met de bevindingen van Aldi. [Appellant] heeft in de loop van dat gesprek erkend dat zij op 17 juni 2018 onder meer twee deco-kistjes heeft gekocht en dat zij in de FLT een prijsverandering heeft doorgevoerd. Zij is vervolgens geschorst.
3.14
Bij (aangetekende) brief van 27 juni 2018, die door [Appellant] op 28 juni 2018 is ontvangen, heeft Aldi [Appellant] op staande voet ontslagen. In de brief staat onder meer het volgende.
(…)
Aan deze opzegging ligt het volgende ten grondslag. U bent werkzaam in de functie van 1e Vervangend Filiaalleider. Uit hoofde van uw functie heeft u (onbeperkt) toegang tot artikelen en cash geld van Aldi. Gelet daarop heeft u als 1e Vervangend Filiaalleider een bijzondere vertrouwenspositie en moeten wij blindelings op uw eerlijkheid en integriteit kunnen vertrouwen. Helaas hebben wij moeten constateren dat u dit vertrouwen heeft beschaamd.
Op zondag 17 juni 2018 heeft u twee houten deco kistjes onder de daadwerkelijke prijs afgerekend bij de heer [de medewerker] . De daadwerkelijke prijs van deze kistjes was € 7,50. U heeft enkele uren voordat u de kistjes heeft afgerekend, de prijs zelf in de kassa aangepast naar € 3,50. Dit geheel tegen de gebruikelijke afprijzingsprocedure in. Daarnaast heeft u enkele weken daarvoor deze kistjes apart gelegd in de kantine waardoor ze niet meer voor verkoop beschikbaar waren. Op 26 juni 2018 bent u (…) op uw handelwijze aangesproken. Tijdens het gesprek ontkende u in eerste instantie dat u betreffende kistjes zou hebben aangeschaft en dat u een prijsaanpassing zou hebben doorgevoerd. Later gaf u aan dat u het niet meer precies wist. Uiteindelijk, toen er geen weg meer terug was, heeft u toegegeven dat u de betreffende artikelen tegen een lager bedrag heeft aangeschaft en dat u deze lagere prijs ook zelf heeft toegekend.
Aan de hand van het voorgaande staat vast dat u welbewust en zonder toestemming van Aldi artikelen tegen een lagere prijs dan aangegeven heeft afgerekend.
Eveneens staat vast dat u hiermee in strijd heeft gehandeld met het bedrijfsreglement Klant-/Kassabediening en uw arbeidsovereenkomst. Het is u immers bekend dat het u op grond van deze bedrijfsinstructies en/of uw arbeidsovereenkomst niet is toegestaan om artikelen tegen een lagere prijs af te rekenen. Tenslotte nemen wij het zeer hoog op dat u niet gelijk tijdens het gesprek van 26 juni 2018 de waarheid vertelde. (…)
3.15
De (toenmalige) gemachtigde van [Appellant] heeft hierop bij brief van 5 juli 2018 als volgt gereageerd:
(…) Allereerst is onjuist dat de kistjes, zoals u beweert, door cliënte al een aantal weken daarvoor apart waren gelegd in de kantine. De betreffende kistjes lagen al langere tijd in de winkel en het waren er geen twee maar meer. De kistjes zijn dusnietdoor cliënte apart gelegd. (…) Als 1e vervangend filiaalleider heeft cliënte vanaf het begin dat zij deze functie uitoefende, het recht om spulletjes (…) af te prijzen tot 50% of 70%. Dit wordt binnen de Aldi “ dlpv” genoemd. Het is cliënte ook al vanaf het begin aangeleerd om dit te doen op het moment dat er niet zoveel klanten in de winkel aanwezig zijn, zodat de kassa blijft doordraaien. Op zondag 17 juni heeft cliënte met haar collega’s de deuren geopend om 12.00 uur. Omdat het op dat moment niet erg druk was, wilde cliënte een aantal spullen, waaronder de houten kistjes, in prijs verlagen. Ze waren al een keer in prijs verlaagd en niet verkocht, dus lagen ze al te lang in de winkel. Cliente was bezig met de kistjes toen zij werd afgeleid omdat het drukker werd in de winkel. Zij heeft zich toen bezig gehouden met andere werkzaamheden en niet meer gedacht aan de prijsverlaging waar zij mee bezig was. Aan het einde van de dag heeft zij boodschappen gedaan voor thuis en omdat zij de kistjes wel leuk vond, heeft zij er twee in haar winkelwagen gelegd om ze te kopen. Op dat moment lagen er nog meer kistjes. (…)
3.16
In reactie daarop heeft de gemachtigde van Aldi op 12 juli 2018 geschreven:
(…) Dat mevrouw [Appellant] als 1e vervangend FL in beginsel bevoegd is prijsveranderingen door te voeren, is op zichzelf juist, maar dat is in deze kwestie niet het springende punt. Waar het om gaat is dat zij daarbij niet volgens de regels heeft gehandeld en dat zij door haar handelwijze ten koste van Aldi persoonlijk voordeel heeft behaald. Dat is in strijd met de bovenstaande regels, waarin uitdrukkelijk is vermeld dat Aldi niet mag worden benadeeld.(…) Mevrouw [Appellant] is dus van de geldende procedure bij prijsveranderingen op de hoogte. (…) De voorgeschreven volgorde is kort gezegd:1. Door FL en medewerker onafhankelijk van elkaar opnemen van de voorraad;2. Opnemen van de voorraad op het PV-formulier;3. Ingeven van de voorraad en nieuwe prijs in het kassasysteem;4. Rode stickers plakken;5. Administratie op orde maken, zoals het invullen van het PV-formulier dat door de FL en de medewerker wordt ondertekend. (…)
Dat mevrouw [Appellant] bewust uit was op het behalen van eigen voordeel, blijkt wel uit het feit dat zij de twee kistjes in de kantine apart had gelegd. Bovendien stelde zij in het gesprek op 26 juni jl. dat nu zij voor zo’n € 100 aan boodschappen bij cliënte deed, daar best iets tegenover mocht staan. Een vergelijkbare opmerking is ook in haar schriftelijke verklaring opgenomen. (…)
3.17
[Appellant] werkt sinds 27 augustus 2018 bij Lidl.

4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan

4.1
[Appellant] heeft aan de kantonrechter, na eiswijziging, hetzelfde verzocht als zij thans in hoger beroep aan het hof heeft verzocht.
4.2
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking (die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard) geoordeeld dat Aldi op goede gronden en onverwijld [Appellant] op staande voet heeft ontslagen. Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [Appellant] zodat de transitievergoeding niet verschuldigd is. De verzoeken van [Appellant] zijn afgewezen en zij is in de proceskosten veroordeeld.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1
De kernvraag die [Appellant] met de grieven aan het hof voorlegt, is of het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Volgens [Appellant] is het ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven en is er daarnaast geen sprake van een dringende reden.
5.2
Bij de beoordeling gaat het hof uit van de volgende omstandigheden.
[Appellant] is als 1e vervangend filiaalleidster bevoegd om prijsveranderingen door te voeren. Op grond van het FL-handboek dienen daarbij, samengevat, de volgende stappen te worden doorlopen:
1. De filiaalleider en een medewerker nemen onafhankelijk van elkaar de voorraad op;
2. De voorraad wordt opgenomen op het PV-formulier;
3. De nieuwe prijs wordt ingegeven in het kassasysteem;
4. De afgeprijsde artikelen worden voorzien van een rode sticker met daarop de prijs;
5. Het PV-formulier wordt ingevuld, door de filiaalleider en medewerker ondertekend en naar het hoofdkantoor gestuurd.
Op zondag 17 juni 2018 heeft [Appellant] om 12.00 uur de winkel geopend. In een ijzeren mand bij de kassa lagen decokistjes die in prijs waren verlaagd naar € 7,50. [Appellant] heeft de prijs van die deco-kistjes in het kassasysteem gewijzigd naar € 3,50.
Later op de dag (om 16.52 uur, 8 minuten voor sluitingstijd) heeft [Appellant] - naast veel meer boodschappen voor in totaal zo’n € 100,- - twee deco-kistjes gekocht.
5.3
[Appellant] heeft over deze gang van zaken het volgende verklaard. Zij wilde die dag – toen het nog rustig was – haar medewerker aan het werk zetten en heeft opdracht gegeven de deco-kistjes met een rode sticker van een nieuwe prijs (€ 3,50) te voorzien. [Appellant] heeft zelf de prijs van de nieuwe deco-kistjes in het kassasysteem verwerkt zodat, wanneer een klant een deco-kistje zou kopen, er geen discrepantie zou zijn tussen de prijs op de rode sticker en de prijs in het kassasysteem. Omdat het snel druk werd, heeft de medewerker de deco-kistjes niet van nieuwe prijzen kunnen voorzien en ook aan het invullen van de PV-formulieren (stappen 1, 2 en 5) is [Appellant] niet toegekomen. Zij heeft alleen de prijsverlaging in het kassasysteem doorgevoerd.
5.4
Naar het oordeel van het hof kan op grond van de onder 5.2 beschreven omstandigheden worden vastgesteld dat [Appellant] in strijd met de daarvoor in het FL-handboek beschreven procedure een prijsverandering heeft doorgevoerd. Vaststaat immers dat de voorraad niet in een PV-formulier is vastgelegd, net zomin als de doorgevoerde prijsverandering (stappen 2 en 5). Enkel de schending van deze procedure is echter niet als dringende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd. Ter zitting heeft [District Sales Manager] ook aangegeven dat een schending van de procedure aanleiding kan zijn voor sancties maar niet dat die sanctie een ontslag op staande voet is.
Aan het ontslag op staande voet heeft Aldi als dringende reden ten grondslag gelegd dat [Appellant] welbewust en zonder toestemming van Aldi artikelen van Aldi tegen een lagere prijs dan aangegeven, heeft afgerekend. In de brief van 12 juli 2018 heeft Aldi een en ander nog nader toegelicht: [Appellant] heeft de procedure niet juist uitgevoerd en was bewust uit op het behalen van eigen voordeel. Dat blijkt wel uit het feit dat zij eerder al twee deco-kistjes apart had gelegd en uit het gesprek dat [Appellant] op 26 juni 2018 met [District Sales Manager] heeft gevoerd. Voor de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet terecht is gegeven, dient dus, zo begrijpt het hof Aldi, voldoende aannemelijk te zijn dat [Appellant] welbewust in strijd met de procedure een prijsverandering voor de deco-kistjes heeft doorgevoerd om deze vervolgens zelf voor de lagere prijs te kunnen aanschaffen.
5.5
Zoals gezegd kan worden vastgesteld dat [Appellant] in strijd met de procedure een prijsverandering het het kassasysteem heeft doorgevoerd. De hiervoor beschreven omstandigheden dwingen, gelet ook op het relaas van [Appellant] (5.3), echter niet tot de conclusie dat [Appellant] dit welbewust heeft gedaan en dat zij uit was op het behalen van eigen voordeel. Daarvoor zijn overige omstandigheden nodig die de gang van zaken op 17 juni 2018 nader inkleuren en in het door Aldi gestelde daglicht plaatsen. Aldi heeft aangevoerd dat het onwaarschijnlijk is dat [Appellant] als gevolg van de drukte is vergeten de procedure af te ronden. Het had op de weg van Aldi gelegen die stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door inzicht te geven in het aantal klanten dat die dag de winkel heeft bezocht en de tijdstippen waarop. Dat heeft Aldi echter niet gedaan.
Aldi heeft in de ontslagbrief gesteld dat twee deco-kistjes door [Appellant] al enige tijd voor 17 juni 2018 apart zijn gezet. Die omstandigheid zou de gang van zaken op 17 juni 2018 kunnen kleuren maar tegenover de betwisting door [Appellant] dat zij die kistjes apart heeft gezet heeft Aldi niets aangevoerd ter onderbouwing van deze gestelde omstandigheid. Het hof houdt het er dan ook voor dat er geen sprake van is dat [Appellant] twee deco-kistjes apart heeft gezet. Een andere omstandigheid die Aldi heeft aangevoerd betreft het gesprek dat [District Sales Manager] op 26 juni 2018 met [Appellant] heeft gevoerd en waarin zij volgens Aldi heeft gezegd dat zij voor € 100,- aan boodschappen heeft gedaan en dat daar wel iets tegenover mocht staan. [Appellant] heeft dit uitdrukkelijk bestreden. Als het al zo is dat [Appellant] tijdens het gesprek op 26 juni 2018 heeft gezegd dat zij voor € 100,- aan boodschappen heeft gedaan en dat daar wel wat tegenover mocht staan dan volgt daaruit nog niet [Appellant] op 17 juni 2018 met de hiervoor beschreven handelwijze uit was op het behalen van eigen voordeel. Een dergelijke opmerking achteraf kan net zo goed een (primaire) reactie zijn op hetgeen waarmee [Appellant] (onaangekondigd en bijna 10 dagen na 17 juni 2018) tijdens het gesprek is geconfronteerd. Uit een dergelijke opmerking volgt naar het oordeel van het hof in ieder geval niet, althans onvoldoende, dat [Appellant] op 17 juni 2018 welbewust de deco-kistjes in strijd met de voorgeschreven procedure in prijs heeft verlaagd om deze vervolgens zelf tegen de lagere prijs te kunnen aanschaffen.
5.6
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat onvoldoende is komen vast te staan dat [Appellant] welbewust en zonder toestemming van Aldi artikelen van Aldi tegen een lagere prijs dan aangegeven, heeft afgerekend. Reeds op die grond moet worden geoordeeld dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven. Daarnaast overweegt het hof dat het ontslag op staande voet ook niet onverwijld is gegeven. Ter zitting bij het hof heeft de advocaat van Aldi verduidelijkt dat op 21 juni 2018 het resultaat van de door Aldi verrichte onderzoeken binnen was maar dat het de dagen daarna niet lukte om een gesprek te plannen omdat [District Sales Manager] en [Appellant] pas op 26 juni 2018 beiden in het filiaal aanwezig waren (zie ook verweerschrift eerste aanleg onder 31). Naar het oordeel van het hof heeft Aldi door pas op 26 juni 2018 met [Appellant] te spreken, niet gehandeld met de nodige voortvarendheid die in het kader van de onverwijldheid is vereist. Van Aldi mocht worden verlangd dat zij binnen enkele dagen nadat op 21 juni 2018 het resultaat van de door Aldi verrichte onderzoeken op tafel lag, met [Appellant] een gesprek zou voeren, ook al bracht dat mee dat daarvoor moest worden afgeweken van reguliere werkdagen of werklocaties van [District Sales Manager] en [Appellant] .
5.7
Met het oordeel dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, staat vast dat Aldi de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd. Onbestreden is dat bij een regelmatige opzegging de einddatum 1 november 2018 zou zijn geweest. Aldi heeft in haar verweerschrift in eerste aanleg aangevoerd dat de omzetvergoeding en vakantietoeslag door [Appellant] ten onrechte is meegerekend in de verzochte vergoeding van € 8.808,96. Daarin gaat het hof niet mee. Onder loon dient te worden verstaan al hetgeen de werkgever aan de werknemer verschuldigd is ter zake van de bedongen arbeid. Dit betekent dat daaronder ook de vakantietoeslag dient te worden gerekend. Datzelfde geldt voor de omzetvergoeding. Aldi heeft ook nagelaten ter onderbouwing van haar verweer dat deze omzetvergoeding daar niet onder dient te vallen inzicht te geven in de aard van de omzetvergoeding en evenmin aangevoerd dat [Appellant] , wanneer zij gedurende die vier maanden in dienst was geweest, geen aanspraak had kunnen maken op deze vergoeding. De verzochte vergoeding wordt toegewezen.
5.8
Naar het oordeel van het hof is Aldi ook de transitievergoeding aan [Appellant] verschuldigd. Zoals hiervoor is overwogen kan [Appellant] worden verweten dat zij de prijsveranderingsprocedure niet zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat is weliswaar verwijtbaar maar niet ernstig verwijtbaar zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW. Aan [Appellant] zal dan ook de verzochte en voor wat betreft de hoogte niet bestreden - transitievergoeding van
€ 16.759,73 bruto worden toegewezen.
5.9
Het hiervoor gegeven oordeel dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven leidt er niet toe dat het hof de beschikking van de kantonrechter zal vernietigen. Artikel 7:683 lid 3 BW bepaalt immers dat het hof in een situatie als deze de arbeidsovereenkomst kan herstellen of een billijke vergoeding kan toekennen. Dat laatste heeft [Appellant] verzocht.
Met betrekking tot de hoogte van de billijke vergoeding verwijst het hof naar de beschikking van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187), waaruit het volgende blijkt. De rechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de bijzondere omstandigheden van het geval. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding zoals bedoeld in artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW kan mede worden gelet op hetgeen de werknemer aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Het zal van de omstandigheden van het geval afhangen welke verdere duur van de arbeidsovereenkomst daarbij in aanmerking moet worden genomen. Daarbij is mede van belang of de werkgever de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze zou hebben kunnen beëindigen, en op welke termijn dit dan had mogen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd. Waar relevant, kan ook acht worden geslagen op de mogelijkheid de loonvordering te matigen op grond van artikel 7:680a BW. Het hangt af van de omstandigheden van het geval of en in hoeverre bij de vaststelling van de billijke vergoeding van artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW rekening wordt gehouden met het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Tot die omstandigheden behoort onder meer de mate waarin de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging een verwijt valt te maken. Voorts kan daartoe behoren – voor zover het om in de toekomst te derven loon gaat – of de redenen die de werknemer heeft om af te zien van vernietiging van de opzegging aan de werkgever zijn toe te rekenen. Bij de vaststelling van de billijke vergoeding kan ook ermee rekening worden gehouden of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden, en met de inkomsten die hij daaruit dan geniet (vgl. Kamerstukken II 2013-2014, 33 818, nr. 7, p. 90), en met de (andere) inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. Bij de vergelijking tussen de situatie zonder de vernietigbare opzegging en de situatie waarin de werknemer zich thans bevindt, dient bovendien de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding te worden betrokken. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW, gaat het uiteindelijk erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
5.1
Het hof neemt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding het volgende in aanmerking.
Het hof heeft geoordeeld dat de in rov. 5.2 genoemde omstandigheden geen dringende reden voor een ontslag op staande voet opleveren en niet ernstig verwijtbaar zijn. Dat neemt niet weg dat het onzorgvuldig is dat [Appellant] de prijsveranderingsprocedure niet juist heeft toegepast. Zoals Aldi heeft toegelicht ter zitting, dient die procedure er juist toe om te kunnen controleren welke prijsveranderingen zijn doorgevoerd. [Appellant] diende als 1e vervangend filiaalleidster dan ook van de urgentie van die procedure doordrongen te zijn. In de dagen na 17 juni 2018 heeft [Appellant] , bijvoorbeeld naar aanleiding van het whatsapp bericht op 18 juni 2018, de door haar gepleegde verzuimen in de prijsveranderingsprocedure ook niet alsnog hersteld c.q. alsnog alle stappen van de procedure doorlopen. Juist nu [Appellant] zelf twee deco-kistjes had gekocht, had zij zich, als 1e vervangend filiaalleidster, er bewust van moeten zijn dat hiermee de schijn kon worden gewekt dat zij zichzelf wilde bevoordelen en had zij zich alsnog moeten realiseren dat zij de prijsveranderingsprocedure nog niet had afgerond. Dat de handelwijze door Aldi hoog is opgenomen en het vertrouwen in [Appellant] ernstig onder druk is komen te staan, wekt dan ook geen verbazing. Dat Aldi op deze gronden een ontbindingsprocedure zou zijn gestart is dan ook voorstelbaar. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding houdt het hof er dan ook rekening mee dat het nalaten van [Appellant] binnen een zekere periode na 17 juni 2018 aanleiding zou zijn geweest voor Aldi om de arbeidsovereenkomst (met succes) te laten ontbinden. De inkomensschade is, gelet daarop, in duur beperkt. Daar komt bij dat [Appellant] binnen twee maanden een nieuwe baan heeft gevonden, zij het dat het om een contract voor bepaalde tijd gaat. [Appellant] heeft gesteld dat zij daarnaast minder verdient met haar nieuwe baan bij Lidl. Zij heeft echter nagelaten deze stelling met loonstroken te onderbouwen. Wanneer het hof verder nog acht slaat op de transitievergoeding die [Appellant] zal ontvangen maar aan de andere kant ook op de voorstelbare impact die het ontslag op staande voet op [Appellant] heeft (gehad) na zo’n lange staat van dienst, acht het hof termen aanwezig de billijke vergoeding te bepalen op € 5.000,-.
5.11
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal Aldi als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [Appellant] zullen tot aan de bestreden beschikking worden vastgesteld op € 476,- voor griffierecht en op € 800,- voor salaris gemachtigde.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [Appellant] zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 324,- voor griffierecht en op € 2.148,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, tarief III in hoger beroep).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
veroordeelt Aldi tot betaling aan [Appellant] van
- € 8.808,96 als vergoeding wegens onregelmatige opzegging;
- € 16.759,73 als transitievergoeding;
- € 5.000,- als billijke vergoeding,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf heden tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Aldi in de kosten van de eerste aanleg, tot aan de bestreden beschikking aan de zijde van [Appellant] vastgesteld op € 476,- voor griffierecht en op € 800,- voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt Aldi in de kosten van dit hoger beroep, tot aan deze beschikking aan de zijde van [Appellant] vastgesteld op € 324,- voor griffierecht en op € 2.148,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.C.P. Giesen, H.J.M. van den Hurk en P.L.R. Wefers Bettink en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 april 2019