Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Nu [Geïntimeerde] niet in het geding in hoger beroep is verschenen, was de eisvermeerdering bij memorie van grieven uitgesloten, tenzij die vermeerdering tijdig bij exploot aan [Geïntimeerde] kenbaar is gemaakt (zie de artikelen 331 en 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Van een kennisgeving van de eiswijziging aan [Geïntimeerde] is niet gebleken, laat staan dat dit bij exploot en tijdig is gebeurd. Daarom zal het hof aan de bij memorie van grieven ingestelde eiswijziging voorbij gaan en de bij de dagvaarding in eerste aanleg ingestelde vorderingen beoordelen. Deze vorderingen strekken, kort gezegd, tot de veroordeling van [Geïntimeerde] om aan Liander een hoofdsom van € 6.847,28 te betalen, te verhogen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW, waarbij als ingangsdatum van de renteverplichting kennelijk de datum van het intreden van verzuim is bedoeld.
Door te contracteren met de energieleverancier heeft [Geïntimeerde] de transportovereenkomst met Liander als netbeheerder aanvaard. Liander draagt zorg voor het transporteren van elektriciteit naar de aansluiting. Volgens de stellingen van Liander in de memorie van grieven is uit onderzoek gebleken dat op het aansluitadres in [Plaatsnaam 1] een hennepkwekerij aanwezig was en dat daar elektriciteit aan het netwerk is onttrokken zonder dat deze door de energiemeter kon worden gemeten. Liander heeft zich op het standpunt gesteld dat zij hierdoor schade heeft geleden, waarvoor [Geïntimeerde] op grond van de transportovereenkomst, dan wel op grond van onrechtmatige daad, aansprakelijk is.
5.De slotsom
€ 476,00 +
€ 726,00 +