Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
€ 393 -/-
€ 784 -/-
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland met betrekking tot de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015. De belanghebbende, [X] [Z], had een aanslag opgelegd gekregen naar een verzamelinkomen van € 34.088, met daarbij een belastingrente van € 22 en een verzuimboete van € 369. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag na bezwaar verminderd naar een verzamelinkomen van € 33.697, maar de boete bleef gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 30 november 2018 werd het standpunt van belanghebbende naar voren gebracht dat hij door een ernstige ziekte niet in staat was geweest om zijn financiële belangen te behartigen en dat zijn echtgenote de aangifte had moeten doen. Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet tijdig indienen van de aangifte, omdat hij zijn financiële zaken had overgedragen aan zijn echtgenote. Het Hof concludeerde dat de inspecteur niet had aangetoond dat belanghebbende het inkomen had genoten zoals vermeld in de aanslag.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de aanslag IB/PVV 2015, verlaagde het verzamelinkomen tot € 23.640, vernietigde de verzuimboete en gelastte de terugbetaling van het griffierecht aan belanghebbende. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 januari 2019.