[verweerster] heeft [Verzoeker] op 3 mei 2018 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief van die datum vermeldt het volgende:
“U had verlof tot 1 mei 2018. Tijdens uw verlof heeft u op 25 april jl. vroeg in de ochtend de vestiging van [verweerster] te [vestigingsplaats] , aan de [adres] , betreden om zonder overleg en toestemming van uw leidinggevenden de tankpas van de salvage unit bus mee te nemen. Deze tankpas is uitsluitend voor het gebruik van de salvage unit bus en dat is u bekend. Üit onderzoek is gebleken dat u op 25 april jl. en 28 april jl. ten onrechte voor eigen gebruik met deze tankpas heeft getankt.
De heer [persoon 1] heeft op 26 april jl. contact met u opgenomen en u verzocht deze tankpas zo spoedig mogelijk terug te brengen. Dhr. [leidinggevende] heeft eveneens contact met u opgenomen op 26 april jl. en nogmaals gevraagd om deze tankpas nog diezelfde middag weer terug te brengen. Deze verzoeken heeft u niet opgevolgd. Alhoewel het u na de berichten temeer duidelijk had moeten zijn dat u de tankpas direct behoorde in te leveren en al helemaal niet behoorde te gebruiken voor privé doeleinden, heeft u besloten op 28 april 2018 nogmaals te tanken met deze tankpas. U heeft de tankpas uiteindelijk ingeleverd op 28 april 2018.
U heeft aangegeven dat u de tankpas in overleg met dhr. [persoon 2] zou hebben meegenomen. Dit achtten wij onaannemelijk en daarom hebben wij bij hem navraag gedaan. Hij heeft bevestigd dat u op 25 april jl. de tankpas van de salvage bus heeft meegenomen en u dit aan hem gemeld heeft. De heer [persoon 2] heeft daarop aangegeven dat u dit moest vragen op kantoor en u heeft toegezegd om dit nog te doen. Het blijkt dat u dit niet heeft gedaan.
Uit nader onderzoek blijkt dus dat u deze tankpas twee maal gebruikte (op 25 april 2018 en op 28 april 2018) om voor eigen gebruik op kosten van [verweerster] brandstof te tanken, terwijl dit beslist niet is toegestaan en niet in lijn is met de afspraken die tussen u en [verweerster] gelden ten aanzien van brandstofgebruik en vergoedingen daarvoor. U heeft met dit gedrag doelbewust voor eigen gewin gehandeld en wij sluiten niet uit dat uw handelen kwalificeert als strafbaar handelen, onder meer vanwege uw keuze om [verweerster] financieel te benadelen met uw handelswijze.
Opmerkelijk is overigens ook dat u tijdens uw afgelopen verlofperiode tussen 27 maart jl. en 28 april jl. in totaal ruim 230 liter brandstof heeft getankt. Aangezien u verlof had, er een aantal gesprekken op onze locatie hebben plaatsgevonden en u een cursusdag had, is het niet aannemelijk dat u daarvoor dusdanig veel brandstof nodig had (u heeft een verklaring geen privé gebruik met daarbij een zeer beperkte bijtelling privé afgesproken van maximaal 500 km per jaar, die u hierdoor tevens overschrijdt).
Daarbij is op 18 april jl. met u afgesproken dat u op l mei jl. de bedrijfsbus zou inleveren die u tijdelijk onder zich had na het ongeval dat u had met de vorige bedrijfsbus op 18 februari jl. U heeft zich echter op l mei jl. ziek gemeld en daarop volgend is met u afgesproken dat collega ’s van u bij u thuis op 2 mei jl. rondom 10.00 uur de bedrijfswagen bij u zouden komen ophalen - met daarbij ook diverse toebehoren van [verweerster] die u daarin op l mei jl. heeft ingeladen. Toen de collega 's rondom 10.00 uur bij u aanwezig waren, bleek u niet aanwezig te zijn. U kwam vervolgens aangereden in de bedrijfsbus met bedrijfskleding aan en maakte een wegwerpgebaar naar dhr. [persoon 3] met de melding dat u niet met hem praatte. Ondanks verzoeken daartoe weigerde u de bedrijfsbus mee te geven aan uw collega's, die uiteindelijk onverrichter zaken weer moesten vertrekken.
De voorgaande incidenten staan helaas niet op zichzelf. In het verleden zijn wij er meermalen mee geconfronteerd dat u structureel handelt in strijd met interne regels en instructies. In het gesprek van 18 april jl. dat op ons verzoek heeft plaatsgevonden als gevolg van uw gedragingen in het gesprek van 16 april jl. is dit zelfs nog uitdrukkelijk aan de orde gekomen.
U heeft in het gesprek op 18 april jl. bevestigd zich te zullen houden aan de regels binnen de
organisatie, zoals ook de geldende gedragsregels, waaronder ook respectvol gedrag naar uw
leidinggevende en collega's. Helaas is dit niet het geval geweest. Tevens heeft u al diverse officiële waarschuwingen ontvangen voor uw gedrag waaronder op 27 maart jl.
Met de gedragingen ten aanzien van de tankpas en ook de gedragingen rondom de bedrijfsbus heeft u zich wederom absoluut niet aan de geldende regels binnen onze organisatie gehouden, heeft u de organisatie benadeeld en komt u opnieuw de gemaakte afspraken niet na. Deze gedragingen ieder afzonderlijk, maar ook zeker in onderlinge samenhang, rechtvaardigen ontslag op staande voet.
Op 2 mei 2018 hebben wij u tot twee maal toe uitgenodigd om vandaag te komen en uw visie te geven op het voorgaande. U bent niet gekomen en heeft enkel per e-mail aangegeven dat u niets zou hebben geweigerd, maar dat de bus nog niet leeg en uitgezocht was, zoals gemeld bij dhr. [persoon 3] , mevrouw [persoon 4] en dhr. [persoon 5] . Zij hebben echter bevestigd dat het niet zo is gelopen en dat u weldegelijk weigerde de bedrijfsbus mee te geven. Op de situatie van de tankpas bent u in het geheel niet ingegaan. Uw toelichting is derhalve volstrekt onvoldoende en vormt geen rechtvaardiging voor uw gedragingen.
De voorgaande feiten en omstandigheden leveren voor [verweerster] elk afzonderlijk, maar zeker ook in onderlinge samenhang bezien, de dringende reden op in de zin van artikel 7:678 BW om u vandaag, 3 mei 2018, per direct op staande voet te ontslaan.”