ECLI:NL:GHARL:2019:3502
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- A.W. Steeg
- I.W. Levelt-Iseger
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw zijn ten aanzien van belastingschulden
In deze zaak heeft [appellante] een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling bij de rechtbank Midden-Nederland. Dit verzoek werd afgewezen op 28 februari 2019, waarna [appellante] in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof heeft op 8 april 2019 uitspraak gedaan. De rechtbank had geoordeeld dat [appellante] niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar belastingschulden, zoals bedoeld in artikel 288 lid 1 aanhef en onder b van de Faillissementswet (Fw). Het hof heeft deze conclusie bevestigd en benadrukt dat van een ondernemer verwacht mag worden dat hij gelden voor belastingschulden reserveert. De belastingschulden van [appellante] bedragen in totaal € 91.474,58, waarvan een aanzienlijk deel omzetbelastingschulden is. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] in de periode van 2010 tot juni 2016 geen boekhouder had en daardoor onvoldoende overzicht had over haar financiële administratie. Hoewel zij inmiddels een boekhouder heeft ingeschakeld en haar administratie op orde heeft, zijn de aard en omvang van de belastingschulden, waaronder recente schulden uit 2017, een belemmering voor de toepassing van de hardheidsclausule. Het hof heeft daarom het hoger beroep afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.