Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in de hoofdzaak in eerste aanleg
2.De procedure
- het verzoekschrift (hoger beroep, schorsing, voorlopige voorziening en bijzondere curator) van de moeder met producties 1 tot en met 66, ingekomen op 25 januari 2019;
- het verweerschrift van de raad, ingekomen op 13 februari 2019;
- het verweerschrift van de GI, tevens houdende een zelfstandig verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingekomen op 22 februari 2019;
- een verweerschrift van de vader tegen het verzoek van de moeder inzake voorlopige voorzieningen, de schorsing en in het principaal hoger beroep met producties 1 tot en met 14, ingekomen op 5 maart 2019;
- een verweerschrift van de vader tegen het verzoek van de moeder inzake benoeming bijzondere curator met productie 1, ingekomen op 6 maart 2019;
- een verweerschrift van de vader tegen het verzoek van de GI inzake voorlopige voorzieningen, ingekomen op 18 maart 2019;
- een journaalbericht van mr. Bos van 18 maart 2019 met producties 67 tot en met 74;
- een journaalbericht van mr. Wekking van 18 maart 2019 met producties 15 tot en met 21, en
- een verweerschrift van de moeder tegen het verzoek van de GI inzake voorlopige voorzieningen, ingekomen op 19 maart 2019.
3.De feiten
4.De beoordeling van het verzoek
- i) De verzoeker moet belang hebben bij de door hem verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking.
- ii) Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de verzoeker bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de beschikking. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven.
- iii) Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing.
- iv) Indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de verzoeker die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn verzoek ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij die beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
- v) Indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op het verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.
- Hoe functioneert de moeder? Hoe kan haar persoonlijkheid worden omschreven? Zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek? Wat zijn de pedagogische vaardigheden van de moeder? Hoe verhouden deze uitkomsten zich met de individuele affectieve, pedagogische en opvoedingsbehoeften van [naam kind 1] en [naam kind 2] ?
- Hoe functioneert de vader? Hoe kan zijn persoonlijkheid worden omschreven? Zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek? Wat zijn de pedagogische vaardigheden van de vader? Hoe verhouden deze uitkomsten zich met de individuele affectieve-, pedagogische- en opvoedingsbehoeften van [naam kind 1] en [naam kind 2] ?
- Hoe is de interactie tussen [naam kind 1] en [naam kind 2] en de beide ouders, zowel afzonderlijk als tezamen?
- Hoe is de invloed van de partner van elk van de ouders op [naam kind 1] en [naam kind 2] ?
- Wat zijn de (contra)indicaties voor een plaatsing bij de moeder respectievelijk de vader? In hoeverre wordt plaatsing bij de moeder respectievelijk de vader in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] geacht?
- Hoe kunnen de ouders individueel en gezamenlijk de omgangsregeling met [naam kind 1] en [naam kind 2] vorm geven?
- Indien uithuisplaatsing wordt geadviseerd, hoe kan het contact tussen [naam kind 1] , [naam kind 2] en de ouders dan worden vormgegeven?
- In hoeverre komen er op basis van interactie-observatie of uit andere verkregen informatie uit het onderzoek vragen naar voren over de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] waaruit blijkt dat aanvullend psychodiagnostisch onderzoek naar de kinderen nodig is?