Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezags- en omgangsregeling van een minderjarig kind, geboren in 2014, uit een relatie tussen de vader en de moeder. De vader had in hoger beroep verzocht om gezamenlijk gezag over het kind en een uitbreiding van de omgangsregeling. De rechtbank had eerder het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen en een voorlopige omgangsregeling vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in staat zijn om samen te werken in het belang van hun kind, ondanks eerdere problemen in de communicatie en omgang. Het hof heeft geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en dat het in het belang van het kind is dat de vader gezamenlijk gezag uitoefent. De ouders hebben tijdens de procedure in hoger beroep overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, waarbij het kind eerst driemaal per veertien dagen bij de vader verblijft en daarna eenmaal per veertien dagen een weekend bij de vader doorbrengt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de ouders gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over het kind. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.