Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amsterdam(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een verzuimboete is opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. De zaak werd behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 april 2019 uitspraak deed.
De feiten van de zaak zijn als volgt: belanghebbende ontving op 28 februari 2015 een uitnodiging om aangifte te doen voor het jaar 2014. Na een verzoek om uitstel, dat werd verleend, diende belanghebbende uiteindelijk de aangifte in, maar pas na de gestelde termijn. De inspecteur van de Belastingdienst legde een aanslag op en voegde daar een verzuimboete van € 344 aan toe. Belanghebbende betwistte de verzuimboete en stelde dat zij tijdig aangifte had gedaan.
Het Hof oordeelde dat het aan belanghebbende was om te bewijzen dat de aangifte tijdig was ingediend. De door belanghebbende aangevoerde argumenten, waaronder communicatie met de Belastingdienst en het gebruik van software, werden niet als voldoende bewijs beschouwd. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij tijdig aangifte had gedaan en dat de verzuimboete terecht was opgelegd. De opgelegde boete werd als passend en geboden beschouwd.
De uitspraak van het Hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.