Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5830532)
Den Adelaer,
1.[geïntimeerde1] ,
geïntimeerde,
[geïntimeerde1],
advocaat: mr. F. Bollema, kantoorhoudend te Leeuwarden,
inmiddels overleden,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde2] ,
advocaat: niet verschenen.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep tegen wijlen [geïntimeerde2]
7 november 2017 is overleden. Den Adelaer heeft niet weersproken dat de erfgenamen van [geïntimeerde2] zijn nalatenschap hebben verworpen. Den Adelaer is dan niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen [geïntimeerde2] . Den Adelaer heeft dat kennelijk ook wel onderkend doordat, zo begrijpt het hof, haar grieven alleen zijn gericht tegen de afwijzing van haar vorderingen jegens [geïntimeerde1] .
3.De vaststaande feiten
[geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] woonden ook zelf in een deel van het gehuurde.
€ 7,50 per herbergovernachting per persoon, (…), € 5,00 per parkeerplaats per dag en
€ 750,- per maand voor de dienstwoning.
(…)
4.2 Partijen komen overeen dat de verhuurder wel omzetbelasting over de huurprijs in rekening brengt.
(...)
4.5 De huurprijs wordt jaarlijks per 1 januari voor het eerst met ingang van 1 januari 2015 aangepast overeenkomstig artikel 9.1 t/m 9.4 algemene bepalingen. Indien echter huurder haar tarieven met meer dan de in de vorige volzin bedoelde aanpassing verhoogt, treedt deze procentuele verhoging in de plaats van die verhoging.
[C] mailt daarop dat de term “herbergovernachting” alleen aan de orde is gekomen vanwege mogelijke boekingen voor de tweede verdieping en niet voor andere ruimtes. Verder is volgens hem de gerealiseerde verkoopprijs voor een overnachting niet maatgevend. Hij verzoekt om een herberekening, zodat nafacturering kan plaatsvinden.
nemen om dat te controleren. Evenwel is de vordering nog niet verjaard.
1 januari 2014 tot en met 31 december 2016.
2 maart 2017 aan [geïntimeerde1] voorschotfacturen verzonden ten bedrage van € 3.327,50 incl. btw respectievelijk € 3.025,- incl. btw., waarin ook is begrepen de huur voor de bedrijfswoning.
Deze facturen zijn door [geïntimeerde1] voldaan.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- € 13.525,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 januari 2017;
- € 2.074,08, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf
28 augustus 2017,
- de proceskosten, met in begrip van de beslagkosten.
4.3 De kantonrechter heeft bij vonnis van 7 november 2017 in conventie Den Adelaer niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen tegen [geïntimeerde2] . Daartoe is overwogen dat [geïntimeerde2] geen contractspartij is. De vorderingen ingesteld tegen [geïntimeerde1] zijn afgewezen, met veroordeling van Den Adelaer in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie is bepaald dat Den Adelaer onrechtmatig heeft gehandeld door de beslaglegging en jegens [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] schadeplichtig is voor zover daardoor schade is geleden, met veroordeling van Den Adelaer om de deurwaarder binnen twee dagen opdracht te geven de gelegde beslagen op te heffen.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De huurovereenkomst bevat een lacune waar het betreft de vraag wat dient te worden verstaan onder een pensionovernachting respectievelijk een herbergovernachting. Die lacune moet worden opgevuld door uitleg volgens de Haviltex maatstaf. Bij toepassing van die maatstaf dient, gelet wat daarover staat in de mail van 12 december 2013 (hiervoor weergegeven onder 3.4) en waartegen [geïntimeerde1] niet heeft geprotesteerd, het begrip herbergovernachting zo uitgelegd te worden dat daaronder alleen vallen overnachtingen op de tweede verdieping. [geïntimeerde1] heeft echter andere overnachtingen dan (alleen) overnachtingen op de tweede verdieping geboekt als herbergovernachtingen. Daarmee heeft zij een onjuiste invulling gegeven aan dat begrip. Dat [geïntimeerde1] zich daar bewust van is blijkt uit de omstandigheden dat:
a.) [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] op verzoek van Den Adelaer een herberekening hebben gemaakt, waarbij de herbergovernachtingen zijn herberekend tot pensionovernachtingen,
b.) de voorschotnota’s van Den Adelaer, gebaseerd op een herberekening van de maandoverzichten van januari en februari 2017 zonder protest zijn betaald, en
c.) [geïntimeerde2] heeft erkend dat de factuur van 17 januari 2017 moet worden betaald, waarbij Den Adelaer de e-mails van [geïntimeerde2] mocht beschouwen als mede namens [geïntimeerde1] verzonden.
Volgens Den Adelaer heeft de kantonrechter een en ander miskend en ten onrechte geconcludeerd dat het feitelijk aan het oordeel van [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] werd overgelaten wat een pensionovernachting en wat een herbergovernachting is. De vordering is daarom ten onrechte afgewezen.
5.4 [geïntimeerde1] heeft de stellingen van Den Adelaer gemotiveerd betwist. Volgens haar heeft de kantonrechter de vordering terecht afgewezen.
Het hof leidt namelijk uit de stellingen van Den Adelaer in hoger beroep af, dat zij aan die vordering geen andere (subsidiaire) stellingen ten grondslag heeft gelegd. Daarbij wordt opgemerkt dat [C] tijdens de comparitie heeft verduidelijkt dat de stelling van Den Adelaer dat [geïntimeerde1] ten onrechte pensionovernachtingen heeft geboekt als herbergovernachtingen, er alleen op ziet dat [geïntimeerde1] ten onrechte herbergovernachtingen heeft geboekt op de begane grond en de eerste verdieping, en dat zij met die stelling niet tevens heeft beoogd aan te voeren dat [geïntimeerde1] (ten nadele van Den Adelaer) valselijk door gasten genoten pensionovernachtingen heeft ingeboekt als herbergovernachtingen
12 december 2013 moet worden afgeleid, dat partijen hebben bedoeld dat herbergovernachtingen alleen kunnen plaatsvinden op de tweede verdieping. Het sluit zich aan bij de opvatting van [geïntimeerde1] dat de e-mail het uitspreken van een verwachting betreft van wat aan exploitatie mogelijk is, gedaan in het voortraject en zonder de bedoeling te hebben partijen te binden. De passage in de e-mail over de herbergovernachtingen (zie rov 3.4) laat verder tevens ruimte voor de mogelijkheid dat ook elders in het pand herbergovernachtingen (in de vorm van slaapgelegenheid in groepsverband en/of met minder luxe dan pensionovernachtingen) gerealiseerd zouden kunnen worden.
grief 2komt Den Adelaer op tegen de afwijzing door de kantonrechter van haar vordering om [geïntimeerde1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.074,08.
Verder voert Den Adelaer nog aan dat [geïntimeerde1] kennelijk tariefskortingen hanteert, maar dat die kortingen niet van invloed mogen zijn op de geïndexeerde huurprijs. Den Adelaer laat echter na om in reactie op het verweer van [geïntimeerde1] inhoudelijk nader toe te lichten en te verduidelijken op basis van welke gegevens en op grond van welke daarop uitgevoerde berekeningen zij tot haar vaststelling is gekomen dat [geïntimeerde1] haar prijs in 2016 heeft verhoogd van € 25,- tot € 27,10, waarmee sprake zou zijn van een situatie als bedoeld in de tweede volzin van artikel 4.5 van de huurovereenkomst. Dat is voor het hof verder ook in het geheel niet inzichtelijk. Daarmee heeft Den Adelaer haar vordering ook op dit punt onvoldoende onderbouwd en faalt grief 2 dus.
grief 3faalt.
Tevens is in reconventie de vordering tot opheffing van de gelegde beslagen terecht toegewezen en heeft de kantonrechter op goede grond kunnen besluiten tot compensatie van de proceskosten in reconventie. Daarmee falen de
grieven 4 en 5.