In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Dexia Nederland B.V. betreffende een effectenleaseovereenkomst. De appellant heeft in eerste aanleg een vaststellingsovereenkomst gesloten met Dexia, waarbij hij afstand deed van zijn rechten en de restschuld werd kwijtgescholden. Appellant stelt dat deze overeenkomst vernietigbaar is vanwege dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. Het hof verwijst naar het vonnis van de kantonrechter van 21 februari 2017, waarin de vorderingen van appellant werden afgewezen. Het hof oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig is en dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 2 april 2019.