Uitspraak
Utopia,
Rodamco,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
9 november 2011, zoals aangevuld met de feiten die zijn opgenomen in de rechtsoverwegingen 8.1.1 tot en met 8.2.14 in het eindvonnis van 2 november 2016 nu tegen die vaststelling geen bezwaren zijn ontwikkeld. Aangevuld met wat overigens in hoger beroep nog als vaststaand kan worden aangenomen luiden de feiten als volgt.
3 (drie)kalendermaanden bedraagt:
€ 9.687,-
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
25 november 2002 - zijn gedetailleerde uitgangspunten voor berekening van de servicekosten opgesteld door Rodamco. Op 20 februari 2003 is door Rodamco een raming van die kosten gepresenteerd. Die raming liet een bedrag zien van € 5,28 per m². Op basis van gehuurd oppervlak leverde dat een jaarbedrag aan servicekosten op van € 38.748,-. Daarmee was Utopia akkoord. Op basis daarvan is de huurovereenkomst gesloten. Als Utopia had geweten dat de servicekosten in latere jaren ver boven dat door haar goedgekeurde bedrag van € 38.748,- zouden uitkomen zou zij de huurovereenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden hebben gesloten. Op basis van de gevoerde onderhandelingen mocht Utopia verwachten dat een (op zich wel toegestaan) verschil tussen voorschot en eindafrekening beperkt van omvang zou zijn. Rodamco moet bovendien geweten hebben dat het afgesproken niveau van servicekosten (€ 38.748 per jaar) niet zou overeenkomen met de later toe te zenden eindafrekeningen. In feite heeft Rodamco Utopia dan ook "onder het mom van een veel te lage aanbieding een huurovereenkomst laten sluiten".
7 september 2005 opeisbaar maar is desondanks niet door Rodamco aan Utopia voldaan. Verrekening per die datum was niet mogelijk bij gebreke van een opeisbare tegenvordering van Rodamco. Grief III laat bovendien zien dat van een resterende vordering van Rodamco geen sprake is.
volledigekosten van schoonmaak en beveiliging in mindering gebracht op de vordering van Rodamco in plaats van slechts de genoemde
extrakosten. Dergelijke extra kosten zijn vanaf 2007 echter niet meer gemaakt. Voor 2006 kunnen die kosten worden afgeleid uit de beveiligingsfacturen van dat jaar en gesteld worden op € 3.877,40. De extra kosten van schoonmaak kunnen worden berekend door de kosten over 2006 te vergelijken met die over de drie daarop volgende jaren. Dat levert op een aftrekbaar bedrag van € 5.731,46 over 2006. Voor het overige bestaat geen grondslag voor vermindering van de vordering van Rodamco op dit onderdeel.
extrakosten van schoonmaak en beveiliging hebben geleid. Dat volgt nog niet uit het enkele gegeven dat in 2007 en later sprake is geweest van nieuwe huurders. Het significante verschil tussen de kosten van schoonmaak en beveiliging in 2006 enerzijds en in 2007 en latere jaren anderzijds wijst eerder op het tegendeel, maar is (desondanks) door Utopia onbesproken gelaten. Daarbij is nog van belang dat Utopia in de gelegenheid is gesteld (bij tussenvonnis van de kantonrechter is daarover in rechtsoverweging 6.1 uitdrukkelijk beslist) inzage te nemen van alle rekeningen die aan de door Rodamco aan Utopia gezonden facturen ten grondslag liggen. Van die mogelijkheid heeft Utopia, zo heeft de kantonrechter in het eindvonnis vastgesteld, echter geen gebruik gemaakt. Zij had alle onderliggende rekeningen dus met elkaar kunnen vergelijken om - als die vergelijking daartoe aanknopingspunten zou bieden - genoemd significant verschil anders te duiden of verklaren. Al met al is de stelling van Rodamco over de periode waarin sprake is geweest van extra kosten van schoonmaak en beveiliging onvoldoende gemotiveerd betwist.