Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1. te verklaren voor recht dat de tussen [appellant] en [geïntimeerde] overeengekomen grondgebruikersovereenkomst in 2006 wegens het niet voldoen aan het bepaalde in artikel 70f lid 1 onder d en leden 2 en 3 Pachtwet aangemerkt dient te worden als een reguliere pachtovereenkomst voor korte duur met ingang van 1 januari 2006 en eindigend op 31 december 2006 tegen een pachtprijs van € 7.270 per jaar voor het geheel, een en ander met inachtneming van de beschikking van de grondkamer van 4 juli 2016,
2. [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van het door [appellant] te veel betaalde bedrag van € 1.451, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 mei 2006,
3. [geïntimeerde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
2.De vaststaande feiten
“Aan u verhuurd voor 1 jaar voor pootaardappelen: à € 1.900,=/ha”.
€ 1.294,25 in rekening gebracht voor aardappelen selecteren in juni en juli 2006.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van het hoger beroep
“De veroorzaker van de schade, de heer [echtgenoot van geïntimeerde] , heeft geassisteerd bij het selectiewerk in de pootaardappelen. Hij zou de opgetreden schade hebben gebagatelliseerd. Verzekerde is er zeker van dat de heer [echtgenoot van geïntimeerde] kennis droeg van een zware besmetting met schurft tijdens de laatste teelt van aardappelen op dit perceel.”
Totaal
€ 722,21
5.De beslissing
€ 1.451, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 mei 2017, onder verrekening van een bedrag van € 1.294,25 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2007;