Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[veroordeelde] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
mr. P.W. Hermens, naar voren is gebracht.
De beslissing waarvan beroep
Stichting [stichting]
[benadeelde]
€ 10.000,- in mindering gebracht als zijnde gelden die aan de zorg van [benadeelde] zijn besteed. Het openbaar ministerie heeft dit bedrag aannemelijk geacht. De verdediging heeft dit bedrag bestreden en aangevoerd dat dit een bedrag van in totaal € 15.600,- moet zijn, aangezien de kosten voor zorg geen € 50,- per week waren, maar (naar schatting) € 75,-.
€ 103.262,74.
Het openbaar ministerie heeft in het schriftelijke standpunt van 22 november 2018 aangegeven dat hierop een bedrag van € 2.765,- in mindering dient te worden gebracht. Dit bedrag is gestort op de rekeningen van de kinderen van veroordeelde en medeveroordeelde en komt daarom niet direct toe aan veroordeelde en medeveroordeelde. Het is voorts aannemelijk dat dit bedrag ziet op klusjes in de woning en tuin van [benadeelde] , verricht door de kinderen. Het openbaar ministerie heeft ter zitting in hoger beroep van 25 februari 2019 aangegeven dat, in aanvulling op het standpunt van 22 november 2018, een bedrag van € 14.765,- op het totaalbedrag aan overschrijvingen in mindering dient te worden gebracht. Dit bedrag van € 14.765,- betreft namelijk gelden die zijn overgemaakt aan de kinderen van veroordeelde en medeveroordeelde. Aangezien dit geen geld betreft dat direct aan veroordeelde en medeveroordeelde ten goede komt, kan dit bedrag niet worden meegerekend als zijnde wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging heeft ditzelfde standpunt ingenomen. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de overschrijvingen naar [naam 1] , [naam 2] en de stichting [stichting] eveneens niet aan te merken zijn als wederrechtelijk verkregen voordeel, aangezien deze gelden ook niet ten goede kwamen aan veroordeelde en medeveroordeelde.
€ 55.039,-, ten aanzien van in rekening gebrachte persoonlijke zorg, zal worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
€ 135.392,14.
€ 29.138,92. In de schriftelijke conclusies is dit, aldus de verdediging, voldoende aannemelijk gemaakt door middel van een groot aantal overgelegde bonnen. Daarnaast is het aannemelijk dat veroordeelde en medeveroordeelde uitgaven hebben gedaan ten behoeve van [benadeelde] in de vorm van het kopen van kleding, goederen voor persoonlijke verzorging, literatuur etc.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 243.755,15 (tweehonderddrieënveertigduizend zevenhonderdvijfenvijftig euro en vijftien eurocent) met toepassing van de hoofdelijkheidsconstructie van artikel 36e, zevende lid van het Wetboek van Strafrecht.