Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
family life)in de zin van art. 8 EVRM. Het antwoord daarop vergt een feitelijke beoordeling en is afhankelijk van het bestaan van nauwe persoonlijke betrekkingen. Zie Europees Hof voor de Rechten van de Mens 1 juni 2004, ECLI:NL:XX:2004:AQ0337 (Lebbink/Nederland), rov. 33: “(…) The question of the existence or non-existence of “family life” is essentially a question of fact depending upon the existence of close personal ties (…).”. Het hof moet dan ook beoordelen of voldoende feiten en omstandigheden zijn gebleken die tot het oordeel kunnen leiden dat tussen de stiefmoeder en [kind] family life in de zin van artikel 8 EVRM bestaat. De enkele omstandigheid dat de stiefmoeder geen gezag heeft is daarvoor niet beslissend.