ECLI:NL:GHARL:2019:2671

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
200.215.864/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inroepbaarheid van een terugkoopbeding in het kader van een overeenkomst tussen een zorgonderneming en een leverancier van woonunits

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een terugkoopbeding is ingeroepen door Stichting Alliade ten aanzien van woonunits die door Directbouw B.V. waren geleverd. De zaak betreft een geschil tussen Directbouw, een leverancier van (woon)units, en Alliade, een zorgonderneming. In eerste aanleg had de rechtbank de vorderingen van Directbouw afgewezen en de vorderingen van Alliade in reconventie toegewezen. Directbouw vorderde in hoger beroep vernietiging van de eerdere vonnissen en toewijzing van haar vorderingen, terwijl Alliade zich op het standpunt stelde dat het terugkoopbeding niet was ingeroepen.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen bestond bij Directbouw dat Alliade het terugkoopbeding had ingeroepen. De communicatie tussen partijen, waaronder e-mails en telefoongesprekken, wezen erop dat Alliade de mogelijkheid van hergebruik van de units overwoog en dat er geen definitieve beslissing was genomen over het inroepen van het terugkoopbeding. Het hof oordeelde dat Alliade niet verplicht was om het terugkoopbeding in te roepen en dat de verkoop van de units aan een derde door Alliade niet onrechtmatig was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Directbouw in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.215.864/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/147976 / HA ZA 16-86)
arrest van 26 maart 2019
in de zaak van
Directbouw B.V.,
gevestigd te Coevorden,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
Directbouw,
advocaat: mr. J.A.J. Werner, kantoorhoudend te Rotterdam,
tegen
Stichting Alliade,
gevestigd te Heerenveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
Alliade,
advocaat: mr. R.J. den Hollander, kantoorhoudend te Amsterdam.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 26 juni 2018 hier over.

1.1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Ter uitvoering van het tussenarrest heeft op 14 januari 2019 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Vervolgens hebben partijen arrest verzocht op het comparitiedossier, aangevuld met het proces-verbaal.
1.2.
Directbouw vordert in hoger beroep dat het hof de vonnissen van de rechtbank van 15 juni 2016 en 18 januari 2017 vernietigt en dat het hof vervolgens, opnieuw recht doende, de vorderingen in conventie alsnog toewijst en de vorderingen in reconventie alsnog afwijst, een en ander onder veroordeling van Alliade in de proceskosten van beide instanties.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.15 van het bestreden vonnis van 18 januari 2017, nu tegen deze vaststelling van de feiten geen grief is gericht. Deze feiten zijn de volgende.
2.2.
Directbouw fabriceert en verkoopt (woon)units voor tijdelijke huisvesting, semi-permanente en permanente huisvesting.
2.3.
Alliade is een zorgonderneming met bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid die zorg en ondersteuning biedt aan mensen met vragen op het gebied van wonen, zorg, welzijn, werken en diensten.
2.4.
Alliade heeft in het jaar 2011 woonunits gekocht van Directbouw, welke woonunits door Directbouw zijn geplaatst op locatie De Wissel te Beetsterzwaag. Partijen zijn daarbij tevens een terugkoopbeding overeengekomen. In de opdrachtbevestiging van
16 september 2011 is hieromtrent het volgende vermeld:
Terugkoopprijs (hierop worden de eenm. kosten bij terugkoop op in mindering gebracht)
Gegarandeerde terugkoopprijs tot een periode van 5 jaar na oplevering € 80.000,00
Eenmalige kosten bij terugkoop
Demontage bouwkundig € 17.000,00
Demontage installaties € 8.200,00
Kraan € 2.800,00
Afvoerkosten € 9.000,00
Lossen en waterdicht in opslag zetten te Coevorden€ 3.000.00
Totaal € 40.000,00
Uitgangspunt bij terugkoop is dat cliënt het object als een goed huisvader zal hebben beheerd, zodat ten tijde van de demontage en afvoer het weer zal worden opgeleverd, ongeschonden en ongewijzigd, normale slijtage in aanmerking genomen, overeenkomstig de toestand als op de datum van oplevering.
Bij gebruikmaking van de terugkoopgarantie dient minimaal 3 maanden voor afloop van de termijn per aangetekend schrijven Directbouw b.v. hiervan in kennis te worden gesteld.”
2.5.
In een e-mailbericht van 13 juli 2015 heeft Alliade het volgende aan Directbouw
medegedeeld:
"
In Beetsterzwaag op de Wissel hebben jullie 4 jaar terug voor ons een tijdelijk kliniek gebouw neergezet.
In de offerte zit ook een terugkoop garantie/plan, maar wellicht willen we units een 2e periode op de Wissel geven, echter op een ANDERE PLAATS.
Dit betekent het gebouw begin oktober demonteren (units loskoppelen), 500 meter transporteren en op een nieuw terrein samenbouwen.
Het wordt dan een gebouw van ongeveer 21 x 24 meter met een tijdelijk ontmoeting trefpunt/restaurant, vergaderruimten en sanitaire ruimte met de huidige keukens. We realiseren ons dat het een gebouw met kolommen van om de 6 meter wordt, maar daarom is het ook tijdelijk.
Met Excel is een simpel ontwerp bedacht, maar de vraag is : kan dit?
Mijn vraag: kan jij op korte termijn kijken of dit plan uitvoerbaar is en hoe groot het budget ongeveer moet zijn. Later kan dus een offerte volgen."
2.6.
In een e-mailbericht van 17 juli 2015 heeft Alliade het volgende aan Directbouw
medegedeeld:
"
Mijn collega is bezig om te kijken of het plan haalbaar is om de units voor een ander doeleinde te gebruiken.
Na de vakantie zal dit eind augustus wel helder worden of dit plan budgettair haalbaar is.
Mocht dit plan voor verhuizen units niet door gaan, dan zullen de units conform de offerte van destijds retour gaan naar Directbouw."
2.7.
In een e-mailbericht van 18 augustus 2015 heeft Alliade het volgende aan
Directbouw medegedeeld:
"
Aanstaande dinsdag of woensdag 26-8 willen we definitief de knoop doorhakken.
De kans dat de units naar jullie terugkomen (terugkoop mogelijkheid) schat ik nu in op 90%
De cliënten uit dit unit gebouw gaan in week 40 verhuizen, dat is zeker.
Daarna het liefst ZSM gebouw demonteren, in welke optie dan ook.
"
2.8.
In een e-mailbericht van 8 september 2015 heeft Alliade het volgende aan
Directbouw medegedeeld:
"
Op maandag 28-9 verhuizen de cliënten naar de nieuwbouw.
Op dinsdag 29-9 kunnen we infra demonteren en jullie starten met demontage/loskoppelen."
2.9.
In een e-mailbericht van 11 september 2015 heeft Directbouw het volgende aan
Alliade medegedeeld:
"
Oke, we hebben de planning hierop aangepast, 29-9 gaan we starten.
Dienen wij de (credit)nota te sturen of gaat Alliade ons een nota sturen?"
2.10.
Directbouw heeft (middels een vertegenwoordiger) de woonunits op
18 september 2015 te koop aangeboden aan de Duitse stad Stad Ochtrup, die dit aanbod op enig moment heeft geaccepteerd.
2.11.
Naar aanleiding van een telefoongesprek tussen partijen op 23 september 2015
heeft Alliade bij e-mailbericht van 24 september 2015 het volgende aan Directbouw
medegedeeld:
"
Inmiddels heb jij gesproken met mijn collega [A] van inkoop en zijn de onderstaande afspraken gemaakt.
Dinsdag 29-9 starten jullie en vrijdag 9-10-2015 zijn de units afgevoerd.
er wordt komende week wel verhuisd dus het zal wat passen en meten zijn met transport.
vraag: ga jullie met klein transport naar de units en zet je deze later op groot transport?? dit ivm het voorkomen van beschadigingen aan paden.
de afspraken:
* Directbouw haalt de Units weg conform planning [B]
* Units blijven nog in eigendom Alliade
* Directbouw mag de units nog niet ombouwen naar de nieuwe gewenste situatie
* Directbouw stuurt nog geen credit nota
Alliade rond intern het proces af en informeert daarna Directbouw. Indien Alliade besluit de Units bij Directbouw te laten zal Directbouw credit nota versturen waarnaar het eigendom overgaat naar Directbouw."
2.12.
Alliade heeft de woonunits op of omstreeks 12 oktober 2015 verkocht aan de heer
[C] .
2.13.
In een e-mailbericht van 13 oktober 2015 heeft Directbouw het volgende aan
Alliade medegedeeld:
"
De units staat inmiddels in opslag bij onze Duitse vestiging.
Wij hebben afgesproken dat we zouden wachten met het versturen van de factuur zodat Alliade het administratieve proces met de Directie kan afronden.
Om te voorkomen dat het gebouw er onverzekerd staat, gaan wij de nota opmaken en het gebouw daaropvolgend in onze verzekering meenemen.
Is het in Beetsterzwaag naar wens verlopen?"
2.14.
Bij aangetekende brief van 15 oktober 2015 heeft Alliade onder meer het volgende
aan Directbouw medegedeeld:
"
Het inroepen van het terugkoopbeding is een recht van Alliade, niet van Directbouw. Dit blijkt uit het feit dat alleen Alliade het recht kan inroepen door middel van een aangetekend schrijven aan Directbouw. Alliade heeft, bij e-mail van 18 augustus 2015 en 24 september 2015, aangegeven dat zij zich misschien op het terugkooprecht zou gaan beroepen, maar dat het besluit nog niet vaststond. Zij heeft aan Directbouw duidelijk gemaakt dat zij nog altijd eigenaar van de woonunits was en dat zij dit zou blijven totdat zij Directbouw anders zou informeren.
Ondanks deze duidelijke stellingname van Alliade over haar eigendomspositie heeft Directbouw de woonunits verkocht aan een derde. Directbouw is echter geen eigenaar van de woonunits. Ook Alliade heeft de woonunits inmiddels verkocht. Alliade zal grote schade lijden indien voornoemde verkoop met (tijdig) door kan gaan.
Gelet op het voorgaande verzoekt, en voor zover nodig sommeert, Alliade Directbouw om binnen drie dagen na dagtekening van deze brief aan haar te bevestigen dat zij de woonunits voor Alliade houdt en dat zij deze aan haar of een door haar aan te wijzen derde zal afgeven op het moment dat Alliade hierom verzoekt."
2.15.
Na daartoe op 13 november 2015 verlof te hebben gekregen van de
voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft Alliade op diezelfde dag ten laste van Directbank conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ABN Amro Bank N.V. en onder de ING Bank N.V.
2.16.
Directbouw is op 19 november 2015 met Alliade overeengekomen - onder
uitdrukkelijk voorbehoud van haar rechten - dat de woonunits door (de koper van) Alliade
zouden worden opgehaald en dat Alliade een bedrag van € 40.000,- aan Directbouw zou
voldoen. Aan deze afspraak is vervolgens uitvoering gegeven. De woonunits zijn op
9 december 2015 door Alliade opgehaald en vervolgens geleverd aan de heer [C]
.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
Directbouw heeft in eerste aanleg in conventie - samengevat weergegeven - gevorderd dat Alliade wordt veroordeeld om haar een bedrag van € 153.088,75 te voldoen, vermeerderd met wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW. Daarnaast heeft Directbouw gevorderd dat Alliade wordt veroordeeld om een bedrag van € 2.305,89 aan buitengerechtelijke kosten aan haar te voldoen, eveneens vermeerderd met wettelijke rente, en dat Alliade wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Alliade heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd dat Directbouw wordt veroordeeld om aan Alliade te voldoen een bedrag van € 2.305,89 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 762,59 aan beslagkosten, een en ander te vermeerderen met wettelijke handelsrente. Directbouw heeft verweer gevoerd.
3.3.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 15 juni 2016 een comparitie van partijen bevolen, die op 28 september 2016 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft bij vonnis van 18 januari 2017 in conventie de vorderingen van Directbouw afgewezen. In reconventie is de vordering van Alliade tot betaling van € 762,59 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente, voor het overige zijn de vorderingen afgewezen. Directbouw is in conventie en reconventie in de proceskosten veroordeeld.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1.
Directbouw is ook in hoger beroep gekomen van het tussenvonnis van 15 juni 2016 waarin een comparitie is bepaald. Ingevolge artikel 131 Rv staat tegen een dergelijk vonnis echter geen hogere voorziening open, zodat het hof Directbouw in haar hoger beroep tegen dat vonnis niet-ontvankelijk zal verklaren
4.2.
Tegen het eindvonnis van 18 januari 2017 heeft Directbouw een viertal grieven gericht. Met grief I bestrijdt Directbouw rechtsoverweging 4.4 van het eindvonnis van de rechtbank, waarin is geoordeeld dat Directbouw uit de mailwisseling en andere contacten tussen partijen redelijkerwijze niet heeft mogen afleiden dat Alliade een beroep deed op het terugkoopbeding. Grief II richt zich tegen rechtsoverweging 4.5, waarin is geoordeeld dat wanneer het al zo zou zijn dat partijen nooit hebben gesproken over de opslag van de units door Directbouw (zonder dat er sprake zou zijn van terugkoop), dat niet tot een ander oordeel zou leiden. Grief III stelt dat de rechtbank, gelet op het voorgaande, de vordering van Directbouw ten onrechte heeft afgewezen. Grief IV richt zich tegen rechtsoverweging 4.11 van het eindvonnis, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat Directbouw aan het door Alliade gelegde conservatoire beslag verbonden kosten dient te vergoeden.
4.3.
De grieven I tot en met III lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Voor de beoordeling van deze grieven stelt het hof het navolgende voorop. Aan de vorderingen heeft Directbouw ten grondslag gelegd dat Directbouw er gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat Alliade jegens haar een beroep op het terugkoopbeding heeft gedaan en aan dat terugkoopbeding ook uitvoering heeft gegeven, zodat Directbouw met het demonteren van de woonunits en het afvoeren van het terrein de eigendom over die woonunits verkreeg. Doordat Alliade de woonunits aan een derde heeft verkocht en geleverd heeft Alliade inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van Alliade, zodat Alliade onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, althans ongerechtvaardigd is verrijkt. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat daarvan sprake is rust op Directbouw. De grieven I tot en met III bestrijden het oordeel van de rechtbank dat Directbouw er niet gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat Alliade het terugkoopbeding heeft ingeroepen en daaraan uitvoering heeft gegeven.
4.4.
Directbouw heeft in hoger beroep haar stellingen aldus toegelicht dat Alliade in haar visie middels haar e-mail van 8 september 2015 kenbaar heeft gemaakt dit terugkoopbeding in te roepen, waarmee op dat moment een verplichting is ontstaan om de units terug te leveren aan Directbouw. Immers, zo stelt Directbouw, in haar e-mail van 17 juli 2015 had Alliade kenbaar gemaakt dat zij ten aanzien van de units twee opties in overweging had: ofwel ze zelf voor een ander doeleinden inzetten, ofwel ze conform het terugkoopbeding retourneren aan Directbouw. Op 18 augustus 2015 had Alliade vervolgens bericht dat de kans dat het terugkoopbeding ingeroepen zou worden op 90% werd ingeschat. Vervolgens heeft Alliade op 8 september 2015 laten weten dat Directbouw op 29 september 2015 zou kunnen "starten met demontage / loskoppelen". Die laatste mededeling mocht Directbouw, gelet op de daaraan voorafgaande correspondentie, naar haar overtuiging gerechtvaardigd begrijpen als het (definitief) inroepen van het terugkoopbeding. Immers, over een scenario waarin het terugkoopbeding niet werd ingeroepen, maar de units wél door Directbouw zouden worden gedemonteerd en opgeslagen was tot dat moment nooit gesproken, laat staan dat er afspraken waren gemaakt over daaraan verbonden kosten. Directbouw hoefde er daarom, in haar visie, ook geen rekening mee te houden dat Alliade met haar e-mail van
8 september 2015 op een dergelijke constructie doelde. Dat Alliade in een later telefoongesprek en haar e-mail van 24 september 2015 heeft gezegd het terugkoopbeding niet in te hebben willen roepen doet hier niet aan af, omdat er op 8 september 2015 al een afdwingbare terugkoopverplichting was ontstaan, waar Alliade niet eenzijdig op kon terugkomen, aldus nog steeds Directbouw.
4.5.
Alliade bestrijdt dat Directbouw uit (de formulering van) de e-mail van
8 september 2015 – en evenmin op enig moment daarna - mocht afleiden dat Alliade gebruik wenste te maken van het terugkoopbeding. Alliade wijst er in dit verband op dat Directbouw wist dat de units op korte termijn hoe dan ook verwijderd moesten worden. In de e-mail van 18 augustus 2015 wordt in dit verband opgemerkt dat demontage van de units "in welke optie dan ook" plaats zou moeten hebben. Bovendien was Directbouw tijdens een telefoongesprek begin september 2015 expliciet te kennen gegeven dat Alliade zelf op zoek zou gaan naar een (andere) koper voor de units. Daar komt bij, aldus Alliade, dat partijen in 2011 hadden afgesproken dat het inroepen van het terugkoopbeding via aangetekend schrijven zou moeten, daar is geen sprake van geweest. Tot slot was [D] , die e-mail van 8 september 2015 namens Alliade zond, niet bevoegd om Alliade op dit punt te vertegenwoordigen. Directbouw was daarvan op de hoogte, gelet op de eerdere zaken die partijen met elkaar hebben gedaan.
4.6.
Het hof heeft de vraag te beantwoorden of gelet op de wederzijds afgelegde verklaringen Directbouw er gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat Alliade het terugkoopbeding heeft ingeroepen en daar met de opdracht tot demontage en afvoer uitvoering aan heeft willen geven. In navolging van de rechtbank beantwoordt ook het hof die vraag ontkennend, op grond van de navolgende feiten en omstandigheden.
4.7.
Het hof hecht in de eerste plaats waarde aan de bewoordingen van de e-mail van
8 september 2015. Alliade schrijft in die e-mail dat Directbouw op 29 september 2015 kan "starten met demontage/loskoppelen". Aan die e-mail is, onder andere, de e-mail van
13 juli 2015 voorafgegaan, waarin Alliade haar idee om de units elders op haar terrein opnieuw in te zetten beschrijft. Alliade schrijft daarbij wat die optie zou betekenen: "het gebouw begin oktober demonteren (units loskoppelen), 500 meter transporteren en op een nieuw terrein samenbouwen". Daarop is, onder andere, de e-mail van 18 augustus 2015 gevolgd, waarin Alliade stelt dat zij de kans dat zij gebruik zou maken van het terugkoopbeding op dat moment taxeerde op "90%". Direct daaronder heeft Alliade er op gewezen dat de units in week 40 hoe dan ook leeg zouden komen, en: "daarna het liefst ZSM gebouw demonteren, in welke optie dan ook".
4.8.
Alliade heeft daarmee tweemaal duidelijk gemaakt dat het scenario waarin zij het terugkoopbeding zou inroepen niet het enige scenario was waarin de units zouden (moeten) worden gedemonteerd. Uit de e-mail van 13 juli 2015 blijkt dat de units ook in het geval van hergebruik door Alliade gedemonteerd (losgekoppeld) zouden moeten worden. Op
18 augustus 2015 heeft Alliade expliciet duidelijk gemaakt dat er nog geen besluit was gevallen over het inroepen van het terugkoopbeding, maar dat zij hoe dan ook graag zag dat Directbouw de units zou demonteren, ongeacht de uiteindelijk gekozen optie. Waar Alliade daarna op 8 september 2015 te kennen gaf dat Directbouw kon starten met "demontage/loskoppelen" mocht Directbouw daarom naar oordeel van het hof niet aannemen dat Alliade kennelijk had besloten het terugkoopbeding in te roepen, nu daarvoor geen door de feiten en omstandigheden te rechtvaardigen vertrouwen valt aan te wijzen.
4.9.
Bij haar oordeel heeft het hof mede betrokken dat er begin september een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen de heer [A] van Alliade en de heer [E] van Directbouw. Tussen partijen is niet in geschil dat de heer [A] tijdens dat gesprek in ieder geval te kennen heeft gegeven de in 2011 aan terugkoop gekoppelde koopsom van
€ 80.000,- te laag te vinden, en Directbouw heeft gevraagd naar een hogere koopsom. [E] heeft ter comparitie in eerste aanleg verklaard dat hij zich destijds realiseerde dat Alliade "iets anders met de cabines zou kunnen doen" (naar het hof begrijpt: iets anders dan gebruikmaken van het terugkoopbeding), maar desalniettemin heeft vastgehouden aan de prijs van € 80.000,-. Vast staat daarmee dat waar eerder de kans op het inroepen van het terugkoopbeding nog op "90%" werd ingeschat, Directbouw begin september wist dat Alliade de geboden (terug)koopsom feitelijk te laag vond, en in ieder geval op dat moment nog niet had besloten het terugkoopbeding in te roepen: de omstandigheid dat de heer [A] de terugkoopprijs ter discussie stelde verdraagt zich daarmee niet. Ook deze omstandigheid draagt er aan bij dat Directbouw er niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat Alliade het terugkoopbeding wenste in te roepen. Het hof merkt daarbij op dat in dit verband niet van belang is of het bewuste telefoongesprek vóór dan wel (kort) na 8 september 2015 heeft plaatsgevonden. In het laatste geval geldt dat voor zover de e-mail van
8 september 2015 al heeft bijgedragen aan gerechtvaardigd vertrouwen, Directbouw in ieder geval na dit telefoongesprek had moeten begrijpen dat Alliade (nog) niet had besloten het terugkoopbeding in te roepen.
4.10.
Directbouw heeft benadrukt dat de reden dat zij de e-mail van 8 september 2015 wél zo heeft opgevat mede gelegen was in de omstandigheid dat partijen geen afspraken hadden gemaakt over de voorwaarden waaronder zij eventueel bereid zou zijn om de units te demonteren, af te voeren en (voor Alliade) op te slaan, anders dan in het scenario waarin Alliade het terugkoopbeding inriep. Directbouw voert aan dat het tegen die achtergrond vanzelfsprekend is dat zij de e-mail van 8 september 2015 heeft begrepen als het inroepen van het terugkoopbeding, en niet (zoals kennelijk de bedoeling was) als een opdracht om enkel tot demontage (en opslag) over te gaan. Alliade stelt zich op het standpunt dat de afspraken over demontage en opslag (en daaraan verbonden kosten) volgens haar zijn gemaakt tijdens het telefoongesprek van 23 september 2015.
4.11.
Dit betoog van Directbouw leidt niet tot een ander oordeel. Het hof merkt in de eerste plaats op dat in de e-mail van 8 september 2015 niet wordt gesproken over opslag van de units, enkel over "demontage/loskoppelen". Maar ook los daarvan geldt dat wanneer er vanuit wordt gegaan dat partijen op 8 september 2015 (nog) geen overeenstemming hadden bereikt over de voorwaarden waaronder Directbouw al dan niet bereid zou zijn de units te demonteren, zonder ze terug te kunnen kopen, die enkele omstandigheid niet maakt dat
Directbouw uit de e-mail (gerechtvaardigd) de conclusie mocht trekken dat Alliade kennelijk het terugkoopbeding wilde inroepen. Hoogstens zou dat kunnen betekenen dat Alliade er ten onrechte op vertrouwde dat Directbouw wel bereid zou zijn tot (enkel) demontage, en dat partijen op het punt van de kosten nog overeenstemming zouden moeten bereiken (zoals volgens Alliade ook is gebeurd). Het neemt echter niet weg dat Alliade in de voorafgaande correspondentie duidelijk had gemaakt dat zij ook buiten het scenario van terugkoop om behoefte had aan demontage, zo snel mogelijk nadat de units leeg zouden komen. Het hof herhaalt dat Directbouw in dat licht bezien er niet gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat waar Alliade om demontage vroeg, zij daarmee bedoelde het terugkoopbeding in te roepen.
4.12.
Directbouw heeft voor het overige geen feiten gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zodat aan nadere bewijslevering niet wordt toegekomen.
4.13.
Het hof komt, in navolging van de rechtbank, tot het oordeel dat Directbouw niet gerechtvaardigd heeft mogen aannemen dat Alliade het terugkoopbeding heeft willen inroepen. Gelet hierop falen
grieven I en II. Dat betekent vervolgens ook dat de omstandigheid dat de woonunits naar het terrein van Directbouw zijn vervoerd niet heeft geleid tot een eigendomsoverdracht, en ook dat de (in de visie van Directbouw gedwongen) afgifte van de woonunits aan Alliade geen, als onrechtmatige daad te kwalificeren, inbreuk op een eigendomsrecht van Directbouw kan hebben opgeleverd.
4.14.
De door Directbouw ingestelde vorderingen, ook voor zover die zijn gebaseerd op de subsidiaire grondslag ongerechtvaardigde verrijking (toelichting op grief III), zijn gebaseerd op de stelling dat Alliade het terugkoopbeding heeft ingeroepen. Omdat ook het hof die stelling verwerpt zijn de vorderingen van Directbouw in eerste aanleg terecht afgewezen. Gelet hierop faalt ook
grief III.
4.15.
Onder
grief IVbetoogt Directbouw dat Alliade onrechtmatig beslag heeft laten leggen ten laste van Directbouw. De in reconventie ingestelde vordering tot vergoeding van de aan dat beslag verbonden kosten is daarom ten onrechte toegewezen, aldus Directbouw. Omdat ook deze grief voortbouwt op de verworpen stelling dat Alliade geacht moet worden het terugkoopbeding in te hebben geroepen faalt ook deze grief.

5.De slotsom

5.1.
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof Directbouw in de proceskosten van het hoger beroep veroordelen. Deze zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 5.200,-
- salaris advocaat € 6.322,- (2 punten x tarief V á € 3.161,00 per punt)
5.3.
Als niet weersproken zal ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde nakosten, op de wijze als hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart Directbouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis van
15 juni 2016;
bekrachtigt het vonnis van 18 januari 2017;
veroordeelt Directbouw in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Alliade vastgesteld op € 5.200,- voor verschotten en op € 6.322,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, onder bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van dit arrest zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit arrest wettelijke rente is verschuldigd;
veroordeelt Directbouw tot betaling aan nakosten een bedrag van € 157,- zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 82,- in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van dit arrest worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het arrest wettelijke rente is verschuldigd;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. J. Smit en mr. C.S. Huizinga en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
26 maart 2019.