Uitspraak
1.[appellant1] ,
2. [appellant2] ,
3. [appellant3] ,
[appellanten] c.s.,
Aegon,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
€ 600.000,-. De vragenlijst is afgesloten met een door [D] op 10 januari 2005 ondertekende verklaring. Die verklaring houdt in dat [D] de vragenlijst naar waarheid en naar beste weten heeft ingevuld, dat hij geen essentiële informatie heeft achtergehouden die mogelijk van invloed is op de beoordeling of de aanvaarding van de aanvraag en dat hij ermee akkoord gaat dat de vragenlijst deel uitmaakt van de aanvraag voor de levensverzekering.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Grief 2richt zich tegen het oordeel van de rechtbank over artikel 7:930 lid 4 BW. Het hof ziet aanleiding om eerst
grief 3te behandelen: [appellanten] c.s. voeren aan, zo begrijpt het hof deze grief, die Aegon redelijkerwijs ook zo heeft moeten begrijpen, dat Aegon met haar brief van 1 november 2007 aan mr. Reiziger niet heeft voldaan aan de waarschuwingsplicht van artikel 7:929 lid 1 BW, zodat Aegon geen beroep meer kan doen op een (eventuele) schending van de mededelingsplicht door [D] .
grieven 4 en 5slagen voor zover zij voortbouwen op het slagen van grief 2. Het onderdeel van grief 5 dat betrekking heeft op de afwijzing van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 6.775,- treft geen doel. Aegon heeft de verschuldigdheid van deze kosten betwist met de stelling dat een enkele sommatiebrief geen vergoeding rechtvaardigt. [appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg als toelichting op de kosten gegeven dat zij diverse gesprekken met een notaris hebben gevoerd, die met Aegon heeft gecorrespondeerd, maar zonder verdere onderbouwing van deze kosten, biedt dat onvoldoende grondslag voor toewijsbaarheid van de gevorderde kosten naast de toe te wijzen vergoeding voor proceskosten. In hoger beroep hebben zij geen nadere toelichting gegeven.