Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.De slotsom
€ 313,-
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap in het kader van een arbeidsovereenkomst en het faillissement van die vennootschap. De appellant, die tevens bestuurder en aandeelhouder was van Horeca B.V., werd door de geïntimeerde, een voormalige werknemer, aansprakelijk gesteld voor schade die deze had geleden door onrechtmatig handelen van de appellant. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van de geïntimeerde toegewezen, maar de appellant ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de appellant zich niet had verzet tegen de maatstaf die de rechtbank had gehanteerd, namelijk dat een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan zijn indien hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. De appellant had in het verleden selectieve betalingen gedaan aan bepaalde schuldeisers, wat door de geïntimeerde als onrechtmatig werd bestempeld. Het hof concludeerde echter dat de appellant in dit geval geen persoonlijk ernstig verwijt kon worden gemaakt voor deze selectieve betalingen, omdat deze noodzakelijk waren om de verkoop van de onderneming te realiseren.
Wel oordeelde het hof dat de appellant onjuist had gehandeld door het restant van de verkoopopbrengst naar zijn privérekening over te maken, wat onrechtmatig was tegenover de schuldeisers. Desondanks werd vastgesteld dat de geïntimeerde, zelfs als de appellant correct had gehandeld, niet betaald zou zijn vanwege de financiële situatie van de vennootschap. Het hof wees de vordering van de geïntimeerde af en vernietigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de geïntimeerde werd veroordeeld in de proceskosten.