ECLI:NL:GHARL:2019:2493

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
200.252.721
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van verknochte zaken in hoger beroep met betrekking tot schadevergoeding en ondeugdelijke dierenlevering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 maart 2019 een arrest gewezen in een incident betreffende de voeging van twee verknochte zaken in hoger beroep. De appellant, een varkensvermeerderaar, had een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap [Geïntimeerde] en de dierenartsenpraktijk [Dierenartsenpraktijk]. De appellant stelde schade te hebben geleden door ondeugdelijke dieren die door [Geïntimeerde] waren geleverd en door tekortkomingen in de medische zorg door [Dierenartsenpraktijk]. De rechtbank Midden-Nederland had in eerdere vonnissen de vorderingen van de appellant afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van onbetaalde facturen aan beide gedaagden.

Het hof oordeelde dat de zaken verknocht waren, omdat het feitencomplex in beide zaken deels overeenkwam, ondanks dat de juridische aspecten niet gelijk waren. Het hof wees de incidentele vordering tot voeging toe, om te voorkomen dat er uiteenlopende beslissingen zouden worden genomen in de afzonderlijke zaken. De hoofdzaak was reeds op de rol gezet voor memorie van grieven op 26 maart 2019, en het hof hield verdere beslissingen aan tot het eindarrest in de hoofdzaak.

De beslissing van het hof om de zaken te voegen was gebaseerd op artikel 222 Rv, dat stelt dat voeging kan worden gevorderd wanneer verknochte zaken aanhangig zijn bij dezelfde rechter. Het hof benadrukte het belang van een samenhangende behandeling van de zaken om de procesvoering te optimaliseren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.252.721
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, C/16/443237)
arrest van 19 maart 2019
in het incident in de zaak van
[Appellant],
wonende te [Woonplaats] ,
appellant, tevens eiser in het incident,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna: [Appellant] ,
advocaat: mr. K.M. Löwik-Felt,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Geïntimeerde],
gevestigd te [Vestigingsplaats] ,
geïntimeerde, tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna: [Geïntimeerde] ,
advocaat: mr. H.M. van Eerten.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 25 oktober 2017, 2 mei 2018 en 25 juli 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 24 oktober 2018,
- de incidentele conclusie tot verwijzing/voeging ex artikel 220/222 Rv jo. 353 lid 1 Rv,
- de antwoordconclusie in het incident (tot voeging).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest in het incident bepaald.

2.De motivering van de beslissing in het incident

2.1
In eerste aanleg heeft de rechtbank in het vonnis van 2 mei 2018 deze zaak gevoegd met een procedure tussen [Appellant] en [Dierenartsenpraktijk] (hierna: [Dierenartsenpraktijk] ). In het vonnis van 2 mei 2018 heeft de rechtbank over beide zaken geoordeeld. Ten aanzien van de procedure tussen [Appellant] en [Dierenartsenpraktijk] is dat het eindvonnis, waartegen [Appellant] hoger beroep heeft ingesteld. Die zaak is bij dit hof bekend onder zaaknummer 200.245.536.
In de onderhavige zaak is op 25 juli 2018 een eindvonnis gewezen. [Appellant] heeft in het incident gevorderd de hoofdzaak ex artikel 220 Rv te verwijzen naar de rechter die het hoger beroep in de zaak met nummer 200.245.536 behandelt, althans de hoofdzaak te voegen ex artikel 222 Rv met de zaak met nummer 200.245.536.
2.2
In deze zaak en in de zaak met nummer 200.245.536 gaat het samengevat om het volgende. [Appellant] heeft een varkensvermeerderingsbedrijf. [Geïntimeerde] heeft gelten (vrouwtjesvarkens die nog geen biggen hebben gekregen) geleverd aan [Appellant] . [Dierenartsenpraktijk] is een dierenartsenpraktijk. [Dierenartsenpraktijk] heeft zowel bij [Appellant] als bij [Geïntimeerde] werkzaamheden verricht. [Appellant] heeft gesteld schade te hebben geleden doordat [Geïntimeerde] hem ondeugdelijke dieren heeft geleverd en doordat [Dierenartsenpraktijk] tekort is geschoten in de medische zorg van die dieren. De rechtbank heeft de vorderingen van [Appellant] in de afzonderlijke zaken tot (onder meer) vergoeding van de gestelde schade door [Geïntimeerde] en [Dierenartsenpraktijk] afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank [Appellant] veroordeeld aan [Geïntimeerde] en [Dierenartsenpraktijk] bedragen te betalen ten aanzien van (onder meer) onbetaald gelaten facturen.
2.3
Uit artikel 222 lid 1 Rv volgt onder meer dat in geval voor dezelfde rechter tussen verschillende partijen verknochte zaken aanhangig zijn, daarvan voeging kan worden gevorderd. In het onderhavige geval stemt het feitencomplex in beide zaken deels overeen. De juridische aspecten in beide zaken zijn weliswaar niet gelijk, maar zij vertonen wel een dusdanige samenhang dat sprake is van verknochte zaken. Om het procesverloop in beide zaken beter op elkaar te kunnen afstemmen en gelet op het belang uiteenlopende beslissingen zoveel mogelijk te vermijden, zal de incidentele vordering worden toegewezen.

3.De slotsom

3.1
Het hof zal de zaken met zaaknummers 200.252.721 en 200.245.536 voegen. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
3.2
De hoofdzaak staat reeds op de rol van 26 maart 2019 voor memorie van grieven; de termijn daarvoor is hangende dit incident doorgelopen. Voor de duidelijkheid zal het hof de hoofdzaak daarom verwijzen naar die roldatum voor memorie van grieven. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het incident:
voegt de zaken met zaaknummers 200.252.721 en 200.245.536;
houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum
26 maart 2019voor memorie van grieven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, F.J.P. Lock en S.C.P. Giesen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2019.