In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een incidentele vordering tot tussenkomst in een hoger beroep. De zaak draait om Medicom Healthcare B.V. en Bron Company B.V., waarbij Medicom c.s. vorderingen hebben ingesteld tegen Bron en Verisoft B.V. wegens vermeende schending van non-concurrentiebedingen. De rechtbank had eerder de vorderingen van Medicom c.s. afgewezen, omdat de non-concurrentiebedingen nietig waren verklaard.
[Appellant], de echtgenote van [Geïntimeerde], heeft verzocht om tussenkomst in de procedure, omdat zij vreest dat een veroordeling van haar echtgenoot tot schadevergoeding negatieve financiële gevolgen voor haar en hun gezin kan hebben. Het hof heeft de eerdere beslissingen van de rechtbank in acht genomen en geconcludeerd dat [Appellant] geen belang heeft bij haar vordering tot tussenkomst, aangezien zij reeds partij is in een andere procedure die gelijktijdig loopt.
Het hof heeft de vordering tot tussenkomst afgewezen en [Appellant] veroordeeld in de kosten van het incident. Tevens heeft het hof besloten om de zaken met zaaknummers 200.232.641 en 200.233.539 te voegen, om te voorkomen dat er tegenstrijdige beslissingen worden genomen. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord en nadere memorie.