ECLI:NL:GHARL:2019:2404
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over kennelijk onredelijk ontslag en aansprakelijkheid van vennootschappen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Timmerfabriek Jongbloed Winschoten tegen eerdere vonnissen van de kantonrechter, waarin werd geoordeeld dat er sprake was van kennelijk onredelijk ontslag van [geïntimeerde]. De kantonrechter had geoordeeld dat de verschillende vennootschappen, waaronder Timmerfabriek Jongbloed Winschoten, zodanig verweven waren dat er sprake was van vereenzelviging. Dit leidde tot de toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] tegen alle gedaagden. Timmerfabriek Jongbloed Winschoten was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de grieven van Timmerfabriek Jongbloed Winschoten zich voornamelijk richtten tegen de vereenzelviging die door de kantonrechter was aangenomen. Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van [geïntimeerde] ten onrechte waren toegewezen tegen Timmerfabriek Jongbloed Winschoten, omdat de grondslag van de vordering niet voldoende was onderbouwd. Het hof heeft de eerdere vonnissen van de kantonrechter vernietigd voor zover deze betrekking hadden op Timmerfabriek Jongbloed Winschoten en de vorderingen van [geïntimeerde] tegen deze vennootschap afgewezen.
Het hof heeft ook de proceskosten aan de zijde van Timmerfabriek Jongbloed Winschoten toegewezen, aangezien [geïntimeerde] in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke grondslag voor vorderingen in arbeidszaken, vooral wanneer er sprake is van meerdere vennootschappen die mogelijk betrokken zijn bij de arbeidsrelatie.