In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de bezwaren van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op persoonsgebonden aftrek in verband met kinderalimentatie. Belanghebbende had in zijn aangifte voor het jaar 2015 een bedrag van € 12.500 aan persoonsgebonden aftrek opgevoerd, gerelateerd aan kinderalimentatie voor zijn dochter. De inspecteur van de Belastingdienst heeft deze aftrek gecorrigeerd, wat leidde tot de aanslag.
Belanghebbende heeft in beroep gesteld dat hij op basis van een uitlating van een medewerker van de Belastingtelefoon mocht vertrouwen op de aftrekbaarheid van de kinderalimentatie. Het Hof overweegt dat een beroep op het vertrouwensbeginsel kan slagen indien de medewerker van de Belastingtelefoon over de juiste informatie beschikte en een toezegging deed die niet in strijd is met de wet. Het Hof concludeert echter dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er een ongeclausuleerde toezegging is gedaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt daarom afgewezen.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 maart 2019.