ECLI:NL:GHARL:2019:2361

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
200.246.998
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging verblijfplaats van een minderjarige; ontvankelijkheid verzoeken van kind en grootouders; benoeming bijzondere curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, [kind]. Het hof heeft de verzoeken van [kind] en haar grootouders om de hoofdverblijfplaats van [kind] bij de grootouders te bepalen, niet-ontvankelijk verklaard. De zaak is ontstaan na een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin het verzoek tot wijziging van de verblijfplaats was afgewezen. De grootouders en [kind] hebben in hoger beroep vier grieven ingediend en vroegen het hof om de eerdere beslissing te vernietigen en hun verzoek alsnog toe te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2019 is [kind] verschenen, bijgestaan door haar advocaat, mr. I. Mercanoğlu. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Overijssel, was verweerster in deze zaak. Het hof heeft vastgesteld dat de GI (gecertificeerde instelling) bevoegd is om de verblijfplaats van [kind] te bepalen, en dat er geen wettelijke basis is voor [kind] om haar verzoek tot wijziging van de verblijfplaats voor te leggen aan de rechter. Het hof heeft ook geoordeeld dat de grootouders geen recht hebben om de verblijfplaats van [kind] te verzoeken te wijzigen, aangezien hun verzoek ter ondersteuning van [kind] was.

Daarnaast heeft [kind] subsidiair verzocht om de benoeming van een bijzondere curator. Het hof heeft geoordeeld dat [kind] ontvankelijk is in dit verzoek, maar heeft het verzoek afgewezen omdat het hof [kind] en de grootouders niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun primaire verzoek. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel voor een deel is vernietigd, maar voor het overige is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.246.998
(zaaknummer rechtbank Overijssel 207329)
beschikking van 14 maart 2019
inzake
[kind],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [kind] ,
[grootouder 1],
en
[grootouder 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verder gezamenlijk te noemen: de grootouders,
allen verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 27 juni 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 11 september 2018;
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 10.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 februari 2019 plaatsgevonden. [kind] en de grootouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Mercanoğlu. Namens de GI is [medewerker GI] verschenen.

3.De feiten

3.1
[kind] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [plaats] , is de dochter van [vader] en [moeder] (hierna: de moeder). De moeder was alleen belast met het gezag over [kind] .
3.2
[kind] heeft van juli 2004 tot september 2010 onder toezicht gestaan van Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel, rechtsvoorganger van de GI.
3.3
[kind] heeft vanaf juli 2004 met de moeder bij de grootouders gewoond.
Bij beschikking van 20 juli 2005 heeft de kinderrechter in de rechtbank Almelo machtiging verleend voor uithuisplaatsing van [kind] in een (netwerk)pleeggezin, waarna [kind] zonder de moeder bij de grootouders heeft gewoond.
3.4
Bij beschikking van 20 oktober 2009 heeft de kinderrechter in de rechtbank Almelo machtiging verleend tot plaatsing van [kind] in een gezinshuis of therapeutisch pleeggezin. De machtiging is op 13 november 2009 ten uitvoer gelegd. Bij beschikking van het Gerechtshof Arnhem van 27 april 2010 is de beschikking van de kinderrechter van 20 oktober 2009 bekrachtigd.
3.5
Bij beschikking van 22 september 2010 heeft de kinderrechter in de rechtbank Almelo de moeder ontheven van het ouderlijk gezag over [kind] en Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel benoemd tot voogd.
3.6
[kind] verblijft sinds september 2013 in gezinshuis [gezinshuis] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van [kind] en de grootouders
primairte bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [kind] voortaan bij de grootouders zal zijn en
subsidiaireen bijzondere curator te benoemen, afgewezen.
4.2
[kind] en de grootouders zijn met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
[kind] en de grootouders verzoeken het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van [kind] en de grootouders alsnog toe te wijzen.
4.3
De GI voert verweer en verzoekt het hof het hoger beroep te verwerpen.

5.De motivering van de beslissing

Wijziging van de verblijfplaats
5.1
Het hof zal allereerst beoordelen of [kind] en de grootouders ontvankelijk zijn in hun verzoeken tot wijziging van de verblijfplaats van [kind] . Het hof zal dit afzonderlijk beoordelen voor [kind] en de grootouders.
5.2
Namens [kind] is aan het primaire verzoek ten grondslag gelegd dat de kinderombudsman recent heeft geconcludeerd dat kinderen die onder voogdij staan van een gecertificeerde instelling, te weinig wettelijke mogelijkheden hebben om geschillen met de voogd voor te leggen aan de rechter. Mr. Mercanoğlu heeft aangevoerd dat het tegen de geest van de wet ingaat als er in dit geval geen rechtsingang bestaat voor [kind] . [kind] zou machteloos staan als zij haar verzoek om bij de grootouders te gaan wonen, niet kan voorleggen aan de rechter. Daarbij heeft mr. Mercanoğlu aangevoerd dat de geschillenregeling bij kinderbeschermingsmaatregelen mogelijk naar analogie kan worden toegepast.
5.3
De GI is belast met de voogdij over [kind] . Dit brengt met zich dat de GI bevoegd is de verblijfplaats van [kind] te bepalen. De wet bevat geen uitdrukkelijke bepaling op grond waarvan [kind] de rechter kan verzoeken om haar verblijfplaats elders te bepalen. Het hof is van oordeel dat de mogelijkheid tot het doen van dit verzoek ook niet anderszins uit de wet volgt.
De geschillenregeling van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) ziet uitdrukkelijk op geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen. Naar het oordeel van het hof kan dit artikel niet analoog worden toegepast in geval van geschillen die de uitvoering van de voogdij van een gecertificeerde instelling betreffen. Ook aan andere wetsartikelen kan [kind] geen rechtsingang ontlenen. Op grond van artikel 4.2.1 van de Jeugdwet heeft [kind] wel een klachtrecht over gedragingen van (personen werkzaam bij) de gecertificeerde instellingen, waaronder ook het nemen van beslissingen valt. Dit betreft echter een klachtenregeling buiten rechte.
Het enkele standpunt van de kinderombudsman van 8 november 2018 dat een mogelijkheid zou moeten bestaan voor kinderen onder voogdij om een besluit van een gecertificeerde instelling te laten toetsen door een onafhankelijke derde, maakt niet dat deze mogelijkheid uit het systeem van de wet kan worden afgeleid.
Nu de wet [kind] geen mogelijkheden biedt te verzoeken om wijziging van haar hoofdverblijfplaats, zal het hof [kind] niet-ontvankelijk verklaren in dit verzoek.
5.4
De wet biedt ook de grootouders geen mogelijkheid de rechter te verzoeken de verblijfplaats van [kind] bij de grootouders te bepalen. Desgevraagd heeft mr. Mercanoğlu op de mondelinge behandeling toegelicht dat het verzoek van de grootouders dient ter ondersteuning van het verzoek van [kind] . Nu het hof van oordeel is dat [kind] niet-ontvankelijk is in haar primaire verzoek, zal het hof ook de grootouders niet-ontvankelijk verklaren in hun primaire verzoek.
De bijzondere curator
5.5
[kind] heeft subsidiair verzocht om benoeming van een bijzondere curator. [kind] is belanghebbende en kan gelet daarop op grond van artikel 1:250 BW verzoeken om benoeming van een bijzondere curator, zonder tussenkomst van een wettelijke vertegenwoordiger. Wordt het verzoek van een minderjarige tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen, dan kan die minderjarige tegen die beslissing ook zonder tussenkomst van een wettelijke vertegenwoordiger in hoger beroep gaan (Hoge Raad 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409).
Gelet hierop is [kind] ontvankelijk in haar verzoek tot benoeming van een bijzondere curator.
5.6
Volgens art. 1:250 BW kan de rechter overgaan tot benoeming van een bijzondere curator indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht vanwege strijdigheid tussen de belangen van de minderjarige en die van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(en); daaronder valt blijkens de wetsgeschiedenis ook het geval dat sprake is van een wezenlijk conflict tussen de ouder(s) of voogd(en) en de minderjarige met betrekking tot diens verzorging en opvoeding (HR 4 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4850). Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijke benoeming is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De benoeming van een bijzondere curator dient echter niet plaats te vinden met als doel in het algemeen de belangen van de minderjarige te beschermen. Voorts verdient opmerking dat de rechter bij beantwoording van de vraag of de benoeming van een bijzondere curator nodig is, een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft (HR 23 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:AR4850).
5.7
Mr. Mercanoğlu heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator ertoe dient om [kind] in deze procedure in rechte te vertegenwoordigen en niet daarbuiten. Nu het hof [kind] en de grootouders niet-ontvankelijk zal verklaren in hun primaire verzoek in hoger beroep, ziet het hof geen taak voor een bijzondere curator in deze procedure. Het hof zal het verzoek van [kind] afwijzen.
5.8
Voor zover de grootouders zelfstandig verzoeken om benoeming van een bijzondere curator, behoeft dit verzoek gelet op het voorgaande geen bespreking.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van de verzoeken van [kind] en de grootouders om de hoofdverblijfplaats van [kind] bij de grootouders te bepalen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 27 juni 2018, voor zover het betreft de afwijzing van de verzoeken van [kind] en de grootouders om de hoofdverblijfplaats van [kind] bij de grootouders te bepalen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verklaart [kind] en de grootouders niet-ontvankelijk in hun verzoeken om de hoofdverblijfplaats van [kind] bij de grootouders te bepalen;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 27 juni 2018, voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.E.B. ter Heide en H. Phaff, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 14 maart 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.