Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg een scheiding van tafel en bed aangevraagd, welke door de rechtbank Midden-Nederland was toegewezen. De man verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog de echtscheiding uit te spreken. De vrouw, verweerster in hoger beroep, voerde verweer en stelde dat de man geen belang had bij het hoger beroep, omdat hij in eerste aanleg had gekregen wat hij had verzocht. Het hof oordeelde dat de man in hoger beroep niet kon verzoeken om een echtscheiding, omdat hij in eerste aanleg al een scheiding van tafel en bed had gekregen. Het hof concludeerde dat de man zijn verzoek niet daadwerkelijk had gewijzigd en dat de door hem aangevoerde gewijzigde omstandigheden niet afdoen aan het feit dat hij had gekregen waar hij om had verzocht. Het hof wees het verzoek van de man af en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.