Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toestemming voor schenkingen die zijn gedaan door de rechthebbende, die onder bewind is gesteld. De rechthebbende, geboren in 1933, heeft een bewind ingesteld gekregen vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand. De verzoekers, de zoon en dochter van de rechthebbende, zijn benoemd tot bewindvoerders en hebben in hoger beroep gevraagd om toestemming voor schenkingen die in de periode van 18 augustus 2015 tot en met 31 december 2017 zijn gedaan, ter waarde van € 48.053,00. De kantonrechter had eerder geen toestemming verleend voor deze schenkingen en de bewindvoerders moesten de reeds uitgekeerde bedragen terugstorten.
Het hof heeft vastgesteld dat er in de jaren 2011 tot en met 2013 jaarlijks schenkingen zijn gedaan aan de kinderen van de rechthebbende, wat duidt op een schenkingstraditie. Ondanks dat er in 2014 geen schenkingen zijn gedaan, heeft het hof geoordeeld dat deze traditie niet is gestaakt. De rechthebbende had in juli 2015 een schenkingsovereenkomst ondertekend, maar het hof oordeelde dat, gezien de schenkingstraditie, alsnog machtiging verleend moest worden voor de schenkingen van in totaal € 48.053,00. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de financiële positie van de rechthebbende, die voldoende vermogen overhoudt voor haar verzorging.
De beslissing van het hof is om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en de bewindvoerders machtiging te verlenen tot het doen van de schenkingen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.