ECLI:NL:GHARL:2019:2343

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
200.248.345/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor schenkingen onder bewind van rechthebbende op basis van schenkingstraditie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toestemming voor schenkingen die zijn gedaan door de rechthebbende, die onder bewind is gesteld. De rechthebbende, geboren in 1933, heeft een bewind ingesteld gekregen vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand. De verzoekers, de zoon en dochter van de rechthebbende, zijn benoemd tot bewindvoerders en hebben in hoger beroep gevraagd om toestemming voor schenkingen die in de periode van 18 augustus 2015 tot en met 31 december 2017 zijn gedaan, ter waarde van € 48.053,00. De kantonrechter had eerder geen toestemming verleend voor deze schenkingen en de bewindvoerders moesten de reeds uitgekeerde bedragen terugstorten.

Het hof heeft vastgesteld dat er in de jaren 2011 tot en met 2013 jaarlijks schenkingen zijn gedaan aan de kinderen van de rechthebbende, wat duidt op een schenkingstraditie. Ondanks dat er in 2014 geen schenkingen zijn gedaan, heeft het hof geoordeeld dat deze traditie niet is gestaakt. De rechthebbende had in juli 2015 een schenkingsovereenkomst ondertekend, maar het hof oordeelde dat, gezien de schenkingstraditie, alsnog machtiging verleend moest worden voor de schenkingen van in totaal € 48.053,00. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de financiële positie van de rechthebbende, die voldoende vermogen overhoudt voor haar verzorging.

De beslissing van het hof is om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en de bewindvoerders machtiging te verlenen tot het doen van de schenkingen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.248.345/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7050798 TB VERZ 18-11736 BM 12181)
beschikking van 14 maart 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verder te noemen: [verzoeker] , en
[verzoekster],
wonende te [B] ,
verder te noemen: [verzoekster] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder gezamenlijk te noemen: de bewindvoerders,
advocaat: mr. H. de Jong te Burgum.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de rechthebbende],
wonende te [C] ,
postadres te [A] ,
verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 26 juli 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 23 oktober 2018;
- een journaalbericht van mr. De Jong van 5 november 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. De Jong van 11 februari 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 februari 2019 plaatsgevonden.
De bewindvoerders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat.
Ook [D] (verder te noemen: [D] ) is in persoon verschenen.

3.De feiten

3.1
Rechthebbende is geboren [in] 1933. Verzoekers zijn de zoon en de dochter van de rechthebbende. [D] is ook een dochter van de rechthebbende.
3.2
Bij beschikking 18 augustus 2015 heeft de kantonrechter wegens lichamelijke of geestelijke toestand een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende. [verzoeker] en [verzoekster] zijn benoemd tot bewindvoerders.
3.3
Bij (afzonderlijke) beschikking van 18 augustus 2015 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van de rechthebbende en [D] benoemd tot mentor.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geen toestemming verleend voor door de rechthebbende gedane schenkingen over de periode van 18 augustus 2015 tot en met 31 december 2017 en de bewindvoerders opgedragen om de reeds uitgekeerde bedragen van in totaal € 48.053,00 vóór 1 september 2018 terug te storten op de rekening van de rechthebbende en hiervan een bewijsstuk te overleggen.
4.2
De bewindvoerders zijn in hoger beroep gekomen van de beschikking van 26 juli 2018. Zij verzoeken het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en machtiging te verlenen ten behoeve van de schenkingen van in totaal € 48.053,00.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Uit de door de bewindvoerders overgelegde rekening en verantwoording over de periode van 18 augustus 2015 tot en met 31 december 2016 en de verantwoording van de inkomsten en uitgaven in 2017 blijkt dat er in de periode van 18 augustus 2015 tot en met
31 december 2017 ten laste van het vermogen van de rechthebbende schenkingen zijn gedaan van in totaal € 48.053,00. Ter beoordeling aan het hof ligt voor of deze schenkingen moeten worden toegestaan.
5.2
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoeft
de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat
of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor het beschikken over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt. Niet in geschil is dat de schenking als een beschikkingsdaad moet worden aangemerkt en dat de rechthebbende niet meer in staat is haar wil te bepalen.
5.3
In de Aanbevelingen meerderjarigenbewind van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht (LOVCK&T) zijn aanbevelingen opgenomen ten aanzien van schenking in het geval de onderbewindgestelde zijn wil niet kan bepalen. Op grond van de aanbevelingen geldt als hoofdregel dat het doen van schenkingen namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen slechts wordt toegestaan indien er een schenkingstraditie wordt aangetoond.
5.4
Uit de overgelegde bankafschriften van 25 maart 2011, 27 januari 2012 en 19 februari 2013 blijkt dat er in 2011 tot en met 2013 door de rechthebbende en haar man jaarlijks schenkingen aan de kinderen zijn gedaan van € 5000,-- per kind. Naar het oordeel van het hof betekent dit dat er in ieder geval in die periode sprake was van een schenkingstraditie.
De omstandigheid dat er in 2014 geen schenkingen zijn gedaan maakt naar het oordeel van het hof niet dat de schenkingstraditie toen is gestaakt omdat dit, naar de bewindvoerders ter zitting desgevraagd hebben gesteld, kwam door de omstandigheid dat de in mei 2015 overleden man van de rechthebbende in 2014 ernstig ziek werd. Het hof acht dit aannemelijk.
5.5
Op 5 juli 2015 heeft de rechthebbende een schenkingsovereenkomst ondertekend waarin zij verklaart aan ieder van haar drie kinderen € 5.277,-- te willen schenken.
Het is de vraag of de rechthebbende toen nog in voldoende mate in staat was om haar wil te bepalen nu het verzoek om onderbewindstelling dateert van 30 juni 2015 en het bewind bij beschikking van 18 augustus 2015 is ingesteld. Wat hier ook van zij, nu er over de voorgaande jaren reeds sprake was van een schenkingstraditie, is het hof van oordeel dat alsnog machtiging verleend dient te worden voor de verzochte schenkingen van in totaal
€ 48.053,-- over de periode van 18 augustus 2015 tot en met 31 december 2017.
Het hof neemt bij zijn oordeel in aanmerking dat hiermee de financiële positie van de rechthebbende en haar verzorging niet in gevaar komt, nu er een vermogen resteert van zo'n € 27.000,--. Het hof is met de bewindvoerders van oordeel dat dit bedrag als buffer behouden dient te worden en dat er dan ook vanaf 2018 geen schenkingen meer dienen plaats te vinden.

6.De slotsom.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 26 juli 2018, en opnieuw beschikkende:
verleent de bewindvoerders machtiging tot het doen van schenkingen aan [verzoeker] , [verzoekster] en [D] ten laste van het vermogen van de rechthebbende voor een bedrag van in totaal € 48.053,00 over de periode van 18 augustus 2015 tot en met
31 december 2017;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, A.W. Beversluis en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 14 maart 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.