2.15Oleotest heeft geschreven dat het voor haar meteen duidelijk is dat het verweer van [appellanten] c.s. voorspruit uit citaten van wetenschappelijke literatuur die door ter zake onvoldoende gekwalificeerde personen worden misbruikt. De vraag of dat verwijt juist is, kan worden daargelaten, omdat de nadere onderbouwing van Oleotest geen ruimte voor twijfel laat: zij stelt voorop dat de chromatogrammen toetsbaar zijn gepresenteerd en dat geen sprake is van het 'subjectief inschatten van moleculen'. De gaschromatografische patronen van het aangeleverde monster zijn geinterpreteerd volgens het ASTM E1618 voorschrift. Oleotest staat uitgebreid stil bij deze wetenschappelijke methode en de daarop gebaseerde interpretatie van gaschromatografische patronen, en concludeert dat in het onderzochte monster met zekerheid, en niet in geringe mate, motorbenzine aanwezig is.
Oleotest constateert ter onderbouwing van die conclusie dat de volgende indicatoren aanwezig waren voor de vaststelling dat sprake is van motorbenzine, en dat verwarring met pyrolyseproducten op grond daarvan is uitgesloten:
1. De door het panel waargenomen benzinegeur;
2. De prominente aanwezigheid van de C2-alkylbenzenen, C3-alkylbenzenen en C4-alkylbenzenen (de zogenaamde Three Musketeers, Castle Group en Gang of Four);
3 De aanwezigheid van alkylbenzenen in een onderlinge verhoudingen die typisch is voor motorbenzine - waarmee is uitgesloten dat het om pyrolyseproducten gaat;
4. De aanwezigheid van 2-Methylnaphtaleen en 1-Methylnaphtaleen in een voor rnotorbenzine typische verhouding (de zogenaamde Twin Towers). Bij pyrolyse ligt deze verhouding steeds omgekeerd;
5. Aanwezigheid van de C2-naphtalenen (de zogenaamde Five Fingers, met voornamelijk 1,3-Dimethylnaphtaleen en 2,3-Dimethylnaphtaleen) ook in een verhouding die typisch is voor motorbenzine - wat eveneens uitsluit dat het om pyrolyseproducten gaat;
6. De aanwezigheid van alle indicatorverbindingen ten behoeve van een positieve identificatie van motorbenzine.
De gaschromatografische patronen van het aangeleverde monster zijn vergeleken met referentiechromatogrammen die als controleprocedure in dezelfde analyserun werd meegenomen. Deze laatste vergelijking leidt tot de conclusie dat uitsluitend een klein verschil in de verdampingsgraad bestaat. Dat die bij het brandmonster iets hoger was, betekent volgens Oleotest slechts dat van het brandmonster een deel van de meest vluchtige bestanddelen was verdampt.