In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de Inspecteur van de Belastingdienst is genomen in het kader van een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012. De Inspecteur had op 9 juni 2016 een informatiebeschikking genomen, omdat belanghebbende niet had voldaan aan zijn verplichtingen om gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de belastingheffing. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar de Inspecteur had de informatiebeschikking in stand gelaten voor het verzoek om bankafschriften.
Tijdens de zitting op 8 januari 2019 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat hij niet verplicht was om de gevraagde gegevens te verstrekken, omdat de Inspecteur daarover al beschikte. Hij voerde aan dat de informatiebeschikking in strijd was met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. De Inspecteur betwistte deze stellingen en stelde dat hij recht had op de gevraagde informatie om de zakelijkheid van de afwaardering van de rekening-courant te kunnen beoordelen.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur terecht de informatiebeschikking had genomen, omdat belanghebbende niet had voldaan aan zijn informatieverplichting. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde belanghebbende een termijn van zes weken om alsnog de gevraagde bankafschriften te verstrekken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.