Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 maart 2018. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan [a-straat] 78-10 te [Z] voor het jaar 2017, vastgesteld door de heffingsambtenaar op € 663.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde na een bezwaarschrift van belanghebbende, die vervolgens in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 februari 2019 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en voerde aan dat deze te hoog was. De heffingsambtenaar onderbouwde zijn standpunt met een taxatierapport waarin de waarde was berekend op basis van vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten van hetzelfde type waren en in dezelfde regio lagen.
Het Hof concludeerde dat de argumenten van belanghebbende onvoldoende onderbouwd waren en dat de heffingsambtenaar zijn standpunt adequaat had onderbouwd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.