ECLI:NL:GHARL:2019:2026

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
200.222.969/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij gebrekkige levering en plaatsing van een schuifpui in nieuwbouwwoning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen BeliFlevoland B.V. en een particuliere opdrachtgever over de levering en plaatsing van een schuifpui in een nieuwbouwwoning. De opdrachtgever, hierna te noemen [geïntimeerde], heeft BeliFlevoland aangesproken op schadevergoeding wegens gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 24 februari 2016 heeft [geïntimeerde] een offerte ontvangen van BeliHolland, die op dezelfde dag is aanvaard. BeliFlevoland heeft vervolgens de opdrachtbevestiging gestuurd en de werkzaamheden uitgevoerd. Tijdens de uitvoering zijn er echter problemen ontstaan, waaronder scheurvorming in het gevelmetselwerk. [geïntimeerde] heeft verschillende deskundigen ingeschakeld die hebben geconcludeerd dat de door BeliFlevoland toegepaste latei niet voldeed aan de constructieve eisen, wat heeft geleid tot de schade.

In eerste aanleg heeft de rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat BeliFlevoland tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft zij BeliFlevoland veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding. BeliFlevoland heeft hoger beroep ingesteld en betwist dat zij de contractspartij is en dat zij tekort is geschoten. Het hof heeft echter geoordeeld dat BeliFlevoland wel degelijk de contractspartij is en dat zij tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij het hof de hoogte van de schadevergoeding heeft vastgesteld op € 22.457,14, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is BeliFlevoland veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.222.969/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 5622230 / LC EXPL 17-8)
arrest van 5 maart 2019
in de zaak van
BeliFlevoland B.V.,
gevestigd te Dronten,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
BeliFlevoland,
advocaat: voorheen mr. F. Arts, kantoorhoudend te Nijmegen, die zich heeft onttrokken,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. P.F.P. Nabben, kantoorhoudend te Haarlem.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Voor het eerdere verloop van het geding in hoger beroep verwijst het hof naar zijn tussenarrest van 7 november 2017. Naar aanleiding daarvan heeft een comparitie na aanbrengen plaatsgevonden. Vervolgens heeft BeliFlevoland een memorie van grieven (met producties) genomen, waarna [geïntimeerde] een memorie van antwoord tevens inhoudende voorwaardelijk incidenteel appel en eiswijziging (met producties) heeft genomen. BeliFlevoland heeft daarop gereageerd met een memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel tevens inhoudende akte uitlaten producties in principaal appel. Daarna heeft Beliflevoland de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.19 van het (bestreden) vonnis van 28 juni 2017, tegen welke vaststelling geen grieven zijn gericht of anderszins van bezwaren is gebleken. Aangevuld met enige andere feiten gaat het in deze zaak om het volgende.
2.2.
BeliHolland heeft op verzoek van [geïntimeerde] op 24 februari 2016 per e-mail een offerte aan [geïntimeerde] toegestuurd voor de levering en plaatsing van een schuifpui in de nieuwbouwwoning op het adres [a-straat 1] te [A] . [geïntimeerde] heeft eveneens op 24 februari 2016 per e-mail akkoord gegeven op de offerte.
2.3.
BeliFlevoland heeft op 1 maart 2016 de opdrachtbevestiging toegestuurd aan [geïntimeerde] . Onderdeel van de overeengekomen werkzaamheden was het aanbrengen van een latei en het opnieuw inmetselen van de rollaag.
2.4.
Tijdens uitvoering van de werkzaamheden is scheurvorming in het gevelmetselwerk ontstaan.
2.5.
[geïntimeerde] heeft daarop constructiebedrijf De Groot B.V. (hierna: De Groot) ingeschakeld om een controleberekening te maken van de toegepaste constructie. In het rapport van 20 mei 2016 concludeert De Groot onder meer:
Het L200x100x12 voldoet niet, bij deze overspanning en de huidige belasting. De doorbuiging van het profiel is 20mm, de doorbuiging van 20mm is te veel voor het opvangen van metselwerk, waardoor het metselwerk kan gaan scheuren.
2.6.
[geïntimeerde] heeft dit rapport aan BeliFlevoland toegezonden, waarna tussen partijen is gecorrespondeerd over de uitvoering van de werkzaamheden en voorstellen tot herstel.
Per brief van 15 juni 2016 heeft [geïntimeerde] een sommatie tot herstel doen uitgaan.
2.7.
[geïntimeerde] heeft vervolgens ingenieursbedrijf EversPartners ingeschakeld om aanvullend onderzoek te doen en om de bevindingen te rapporteren. De tussentijdse analyse dateert van 28 juni 2016 en vermeldt onder meer:
Ik adviseer u met klem zo snel mogelijk de achtergevel op een deugdelijke manier op te laten vangen.De aangetroffen situatie/stempelconstructie is op zijn zachtst gezegd slecht aangebracht en constructief van geen waarde.
De aangebrachte ligger/latei (Hoeklijn 200.100.12) is niet voldoende sterk om de belastingen op te kunnen vangen. Het buitenmetselwerk steunt nu voor een groot deel op de schuifpui (eerste tekenen zijn al zichtbaar, de schuifpui gaat al niet meer goed open). De aangebrachte stempels staan amper meer onder spanning en op een instabiele ondergrond (tegels). (…)
De reactie van Belisol zoals op te maken valt uit de brief van 02-06-2016 is ronduit stuitend en dekt de lading van de ontstane constructieve problemen bij lange na niet. “Vers” metselwerk is absoluut niet de oorzaak van de scheurvorming. De ondeugdelijke constructie zorgt hier voor.
2.8.
Op 15 juli 2016 heeft EversPartners een controleberekening vastgesteld.
2.9.
Op grond van het advies van EversPartners heeft [geïntimeerde] de stempels vervangen en zijn er aan de binnenzijde van de woning vijf stempels geplaatst.
2.10.
Op 1 september 2016 heeft (de gemachtigde van) [geïntimeerde] Beliflevoland een brief gestuurd, waarin is vermeld dat BeliFlevoland niet bereid is gebleken adequaat te reageren op de ontstane problemen rond de door haar geleverde en geplaatste schuifpui en waarin aanspraak wordt gemaakt op vervangende schadevergoeding.
2.11.
BeliFlevoland heeft de kwestie gemeld bij haar aansprakelijkheidsverzekeraar Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., die Dekra Experts (hierna: Dekra) heeft ingeschakeld en de opdracht heeft gegeven om een onderzoek in te stellen naar de aard, omvang en toedracht van de gereclameerde beschadigingen. Het Dekra-rapport dateert van 16 september 2016 en vermeldt onder meer:
Verklaring verzekerde
(…)
In de bestaande situatie was de achtergevel op de begane grond voorzien van een vast raam op een gemetselde borstwering en een deur die toegang gaf tot de tuin. Tussen de deur en het vaste raam was een gemetselde muur aanwezig met een breedte van ongeveer één meter. De binnenmuur tussen de beide genoemde gevelopeningen bestond uit een betonnen muurtje. Boven beide gevelopeningen was een latei aanwezig. Nog voordat wij de bestaande kozijnen hebben gedemonteerd hebben wij gevelhaken geplaatst boven de gevelopeningen. Door de inzet van de gevelhaken zouden wij voorkomen dat de gemetselde gevel boven de gevelopeningen op de begane grond zouden bezwijken en naar beneden zou vallen als wij enige sloopwerkzaamheden zouden opstarten. De gevelhaken hebben wij om de 50-60 centimeter aangebracht. In totaal zijn er negen van dergelijke haken door ons geplaatst. Nadat de beide kozijnen zijn gedemonteerd hebben wij de stenen muur verwijderd tussen de beide ontstane gevelopeningen en de betonnen muur. Net na het verwijderen van het metselde buitenmuurtje is de buitengevel ter plaatse en boven de gevelhaken bezweken. (…)
Wij schrokken hier hevig van en hebben vervolgens stempels aangebracht om de bestaande buitengevel te ondersteunen waarna wij de latei hebben geplaatst. Wij hebben vervolgens het metselwerk tussen de nieuwe latei en het beschadigde metselwerk ingebracht. (…)
Voor aanvang van onze werkzaamheden hebben wij geen gebruik gemaakt van een constructeur om het geheel door te rekenen. Ook de keuze van de latei die wij hebben toegepast berust op ervaring. Hiervoor is ook geen constructeur benaderd. De latei die door ons is gebruikt bestaat uit een stalen hoeklijn met de afmetingen van 110 x 150 x 10 millimeter. Wij menen dat deze latei constructief voldoende is om het buitenblad te ondersteunen. (…)
Onderzoek derden
Uit de rapportage die (…) is opgesteld door constructeur Evers en Partners maken wij het volgende op.
De stalen ligger die de latei vormt in de nieuwe constructie en door Belisol is geleverd en geplaatst voldoet niet. De tijdelijke stempelconstructie die is verzorgd door Belisol is constructief niet voldoende. (…)
Eigen bevindingen/conclusies
(…)
In het metselwerk boven de latei tot aan de onderzijde van de gevelopeningen op de eerste verdieping constateerden wij enige scheuren. Het patroon van deze scheuren wijst erop dat dit deel van met metselwerk is verzakt als gevolg van het niet aanwezig zijn van een voldoende ondersteuning ten tijde van het slopen van de muur tussen de deur en het vaste raam op de begane grond. (…)
De door de constructeur voorgeschreven latei bestaande uit een stalen koker met een aangelaste strip van 300 x 12 millimeter zal in het constructieve binnenblad worden opgenomen. Aan de zijde bij de voormalige deur zal de latei worden ondersteund door een kolom. Wij nemen aan dat voor deze constructie is gekozen daar uitgegaan is dat het betonnen binnenblad tussen de voormalige deur en vaste raam op de begane grond een dragende functie heeft gehad.
Oorzaak
Door het verwijderen van het gemetselde buitenmuurtje in de achtergevel van de woning tussen de verwijderde deur en het verwijderde vaste raam op de begane grond is het gevelmetselwerk hierboven voor een deel beschadigd. Deze beschadiging zou niet zijn ontstaan indien de gevel met volwaardige stempels onderstempeld zou zijn geweest. De door verzekerde gebruikte negen stuks gevelhaken bleken niet toereikend te zijn om de gevel over een breedte van ongeveer 5 meter op een verantwoorde wijze te ondersteunen.
Wij zijn van mening dat in de onderhavige kwestie uw verzekerde gebruik had moeten maken van een constructeur voorafgaand aan de uitvoering van het werk. Door hier geen gebruik van te maken is aangenomen dat de voorbereidende werkzaamheden toereikend waren om zonder problemen een nieuwe latei te plaatsen. De voorbereidende werkzaamheden die bestonden uit het plaatsen van negen stuks gevelhaken bleken echter niet voldoende. In de onderhavige kwestie zouden stempels geplaatst moeten worden met consoles in de muur zoals thans ten tijde van de inspectie is waargenomen om het gevelmetselwerk boven de aan te brengen latei op een verantwoorde wijze te ondersteunen. (…)
2.12.
In april 2017 heeft aannemersbedrijf Geldrop B.V. (hierna: Geldrop) de door BeliFlevoland geplaatste latei verwijderd, is een zwaardere latei ingebracht en is het gevelmetselwerk hersteld. Geldrop heeft hiervoor in totaal een bedrag van € 13.187,92 (inclusief btw) bij [geïntimeerde] in rekening gebracht, welk bedrag [geïntimeerde] aan Geldrop heeft voldaan.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, kort samengevat en na vermeerdering van eis, gevorderd om BeliFlevoland te veroordelen tot betaling van € 31.330,04, bestaande uit
€ 30.346,24 aan hoofdsom en € 983,80 aan incassokosten, vermeerderd met rente en kosten. [geïntimeerde] heeft haar vordering in deze procedure beperkt tot € 25.000,- en afstand gedaan van het meerdere. [geïntimeerde] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat BeliFlevoland tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst en daarom gehouden is tot vergoeding van de geleden schade.
3.2.
De rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Lelystad, heeft bij eindvonnis van 28 juni 2017 geoordeeld, kort samengevat, dat BeliFlevoland de contractspartij is van [geïntimeerde] , dat BeliFlevoland tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst en dat BeliFlevoland gehouden is aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 22.846,14 vermeerderd met rente en kosten.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

BeliFlevoland contractspartij?
4.1
[geïntimeerde] is deze procedure begonnen op basis van de stelling dat zij met BeliFlevoland een overeenkomst van aanneming van werk heeft gesloten. BeliFlevoland heeft verweer gevoerd en in dat kader gesteld dat niet met haar, maar met BeliHolland is gecontracteerd. In het vonnis van 28 juni 2018 heeft de kantonrechter geoordeeld dat
Beliflevoland de contractspartij van [geïntimeerde] is. BeliFlevoland kan zich met dat oordeel niet verenigen. In grief I komt zij daartegen op.
4.2
In de toelichting op haar grief voert BeliFlevoland, samengevat, het volgende aan. BeliHolland heeft met de offerte van 24 februari 2016 een aanbod gedaan aan [geïntimeerde] tot het sluiten van een overeenkomst, welk aanbod door [geïntimeerde] op dezelfde dag is aanvaard. Daarmee is op 24 februari 2016 een overeenkomst in de zin van 6:217 lid 1 BW tot stand gekomen, waaraan de opdrachtbevestiging van en de facturering door BeliFlevoland, de correspondentie over klachten van [geïntimeerde] met BeliFlevoland en de vermelding van BeliFlevoland in het rapport van Dekra geen afbreuk kan doen.
4.3
Het hof stelt ter beantwoording van de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen het volgende voorop. Artikel 6:217 BW bepaalt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding daarvan. Of er sprake is van aanbod en aanvaarding wordt bepaald aan de hand van de wilsvertrouwensleer (artikel 3:33-3:35 BW). Het gaat er om wat partijen jegens elkaar hebben verklaard wat zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en wat zij daarvan redelijkerwijs mochten verwachten in de gegeven omstandigheden. Hierbij kunnen verklaringen en gedragingen en andere omstandigheden die plaatsvonden eerst nadat de handeling is verricht, mede van belang zijn.
4.4
Met inachtneming hiervan overweegt het hof als volgt.
[geïntimeerde] , althans haar partner en haar moeder hebben op 22 februari 2016 de showroom van BeliHolland te Oostzaan bezocht. Op vlaggen voor de showroom en boven de ingang werd het merk “Belisol” gevoerd, dat zowel door BeliHolland als door BeliFlevoland in gebruik was. Zij hebben daar gesproken met de heer [B] . Gesteld noch gebleken is dat hij op dat moment, of in de contacten die hij nadien met [geïntimeerde] heeft onderhouden, kenbaar heeft gemaakt dat hij in dienst was van BeliHolland dan wel optrad namens die vennootschap.
De offerte die de heer [B] naar aanleiding van dit bezoek op 24 februari 2016 per
e-mail heeft verzonden vermeldt op ieder van de vijf bladzijdes rechtsboven het logo van Belisol en onderaan vetgedrukt “BeliHolland B.V.” met bijbehorende contactgegevens te Oostzaan en het IBAN- en btw-nummer. In het begeleidende e-mailbericht van de heer [B] staat als afzender “Belisol Noord-Holland”. Ook is daarin opgenomen: “Graag via mail uw akkoord zodat we de inmeting op vrijdag kunnen laten plaatsvinden en het tekenen van de offerte kan dan tevens worden gedaan” alsmede de volgende disclaimer: “Dit e-mail bericht brengt geen enkele contractuele gebondenheid voor afzender noch voor Belisol of aan haar gelieerde werkmaatschappijen tot stand”. [geïntimeerde] heeft per e-mail van
24 februari 2016 gericht aan [B] akkoord gegeven op deze offerte.
Op vrijdag 26 februari 2016 is de inmeting uitgevoerd door Veringa Montage B.V., die zowel voor BeliFlevoland als voor BeliHolland werkzaamheden verricht en wordt bestuurd door dezelfde holding als BeliFlevoland, te weten J.A. Veringa Holding B.V. Er is tijdens of na de inmeting geen offerte ter ondertekening aangeboden.
Op 1 maart 2016 heeft [geïntimeerde] een opdrachtbevestiging ontvangen, waarbij op iedere bladzijde rechtsboven het logo van Belisol staat en onderaan vetgedrukt “BeliFlevoland B.V.” met bijbehorende contactgegevens te Dronten en het IBAN- en btw-nummer.
BeliFlevoland heeft op 22 april 2016 voor het overeengekomen totaalbedrag van
€ 8.600,- (inclusief btw) facturen gestuurd aan [geïntimeerde] , die deze facturen tot een bedrag van € 7.740,- (inclusief btw) ook aan BeliFlevoland heeft voldaan.
De correspondentie over de klachten van [geïntimeerde] heeft via een brief- en e-mailwisseling tussen [geïntimeerde] en de heer [C] plaatsgevonden. Op de brief van 2 juni 2016 van de heer [C] staat rechtsboven het logo van Belisol. De brief is ondertekend met “ [C] , Belisol Dronten” en helemaal onderaan de brief staat vetgedrukt “BeliFlevoland B.V.” met bijbehorende contactgegevens te Dronten en het IBAN- en btw-nummer. De daaropvolgende e-mailcorrespondentie heeft de heer [C] verzonden vanaf het e-mailadres belisoldronten.nl.
BeliFlevoland heeft vanwege de claim van [geïntimeerde] haar aansprakelijkheidsverzekeraar ingeschakeld. In de rapportage die Dekra op verzoek van de verzekeraar heeft opgesteld, staat BeliFlevoland als partij vermeld.
Niet eerder dan naar aanleiding van de door [geïntimeerde] tegen BeliFlevoland ingestelde procedure heeft BeliFlevoland zich erop beroepen dat niet zij maar BeliHolland de contractspartij zou zijn.
4.5
Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] per e-mail van 24 februari 2016 gericht aan de heer [B] akkoord heeft gegeven op de offerte van 24 februari 2016 van BeliHolland. Deze offerte is met een begeleidend e-mailbericht van de heer [B] aan [geïntimeerde] verzonden. In dat e-mailbericht is tevens opgenomen de hiervoor omschreven disclaimer en de vermelding dat de inmeting op 26 februari 2016 kan plaatsvinden en de offerte dan tevens kan worden getekend. Het hof leidt hieruit af dat zonder de inmeting nog geen sprake is van een volmaakte overeenkomst en dat de definitieve overeenkomst pas na de inmeting tot stand zou komen. Het hof acht dit ook begrijpelijk omdat een aannemer eerst de situatie ter plaatse in ogenschouw zal willen nemen alvorens zich definitief te binden. Aangezien [geïntimeerde] na de inmeting op 1 maart 2016 een opdrachtbevestiging van BeliFlevoland heeft ontvangen, die door [geïntimeerde] zonder protest is behouden, gaat het hof er dan ook vanuit dat op dat moment een definitieve overeenkomst tussen tot stand is gekomen en wel tussen [geïntimeerde] en BeliFlevoland. Bevestiging hiervoor vindt het hof in de omstandigheden die nadien zijn voorgevallen, in het bijzonder de facturering, betaling en contacten over de klachten en het herstel die via BeliFlevoland zijn verlopen en de omstandigheid dat niet eerder dan in het kader van deze procedure ter discussie is gesteld dat BeliFlevoland geen contractspartij zou zijn.
Het hof concludeert dat BeliFlevoland de contractspartij is van [geïntimeerde] met betrekking tot de overeenkomst van aanneming van werk die is gesloten voor de nieuwbouwwoning op het adres [a-straat 1] te [A] . Grief I faalt.
Tekortkoming
4.6
In haar tweede grief voert BeliFlevoland als verweer dat zij niet tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Daartoe stelt BeliFlevoland dat niet de door haar toegepaste methode (inclusief de voorbereidende werkzaamheden en de toegepaste latei) maar niet goed hechtend metselwerk scheurvorming in het gevelmetselwerk heeft veroorzaakt. Verder heeft BeliFlevoland het volgende betoogd. De toegepaste methode is een beproefde methode die door BeliFlevoland en andere ondernemingen sinds jaar en dag wordt toegepast zonder dat dit tot problemen als het scheuren van gevelmetselwerk en het bezwijken van een gevel heeft geleid. Voorts zijn reeds voorafgaand aan het plaatsen van de latei scheuren in het gevelmetselwerk ontstaan. Als productie 6 is het rapport van Liberty Expertisebureau B.V. (hierna: Liberty) overgelegd, dat als bijlage 1 een verklaring van de heer [D] bevat die als werkvoorbereider ter plaatse aanwezig is geweest. De heer [D] verklaart uit eigen waarneming over de ondeugdelijke hechting van de metselspecie. Op de foto op pagina 4 van het rapport is op de voorgrond ook een “schone” steen zonder metselspecie te zien, die afkomstig was uit de gevel. De door [geïntimeerde] ingeschakelde deskundigen noch Dekra hebben de hechting van de metselspecie onderzocht. Dat onderzoek is nog steeds mogelijk.
4.7
[geïntimeerde] brengt hiertegen het volgende in. De beschadigingen zijn tijdens de werkzaamheden van BeliFlevoland ontstaan en de rapporten van De Groot, EversPartners en Dekra bevestigen dat de door BeliFlevoland uitgevoerde werkzaamheden hebben geleid tot scheurvorming en verzakking van de gevel. In het licht van de inhoud van die rapportages acht [geïntimeerde] de enkele stelling van BeliFlevoland dat zij werkt met een beproefde methode te mager. Liberty noemt slecht metselwerk als alternatieve oorzaak in het kader van de door BeliFlevoland overgelegde stukken en de met medewerkers en de gemachtigde van BeliFlevoland gevoerde gesprekken. Liberty heeft daar zelf geen onderzoek naar verricht. De heer [D] is een medewerker van BeliFlevoland en op de bedoelde foto zijn geen metselvrije tegels te ontwaren. Voor zover van metselvrije stenen al sprake zou zijn, wijst [geïntimeerde] op het feit dat BeliFlevoland een deel van het metselwerk onder de zone met ankers heeft verwijderd. Dat na het instorten van het metselwerk enkele tegels deels “schoon” waren, valt hiermee te verklaren. Al met al is het rapport van Liberty onvoldoende om de eensluidende conclusie van De Groot, EversPartners en Dekra dat tekortschietend handelen van BeliFlevoland de oorzaak van de schade is geweest, te weerleggen.
4.8
Het hof leidt uit de beschikbare deskundigenrapportages af dat onder meer de door BeliFlevoland aangebrachte latei niet voldoet aan de constructieve eisen die daaraan gesteld behoren te worden. De Groot heeft geconcludeerd dat de latei gelet op de overspanning en de belasting niet voldoet en ook EversPartners stelt vast dat de latei niet voldoende sterk is om de belasting op te kunnen vangen. Uit het rapport van Dekra volgt dat de door de constructeur voorgeschreven latei een zwaarder exemplaar is dan de latei die BeliFlevoland heeft toegepast.
4.9
Tegen deze bevindingen en conclusies van de deskundigen De Groot, EversPartners en Dekra heeft BeliFlevoland niet voldoende ingebracht. De enkele, niet onderbouwde stelling dat de door haar aangebrachte latei voor de situatie ter plaatse deugdelijk was acht het hof, bezien tegen de achtergrond van genoemde deskundigenrapportages, niet toereikend. Gelet hierop is tegenbewijslevering door BeliFlevoland op dit punt niet aan de orde.
4.1
De stelling dat de scheurvorming/verzakking in het gevelmetselwerk zou zijn veroorzaakt door niet goed hechtend metselwerk, zoals BeliFlevoland onder verwijzing naar het rapport van Liberty betoogt en door [geïntimeerde] gemotiveerd is betwist, kan aan het voorgaande niet afdoen. Daartoe overweegt het hof dat het gevolg van het gebrek aan de door BeliFlevoland toegepaste latei is, dat deze vervangen dient te worden door een latei die wel aan de daaraan te stellen constructieve eisen voldoet. Herstel van dit gebrek zal daarom inhouden het verrichten van sloopwerkzaamheden, het alsnog aanbrengen van een deugdelijke latei en het verrichten van metselwerkzaamheden. De door [geïntimeerde] in deze procedure opgevoerde herstelkosten, zoals geoffreerd en uitgevoerd door Geldrop, sluiten hierbij aan en BeliFlevoland heeft niet inzichtelijk gemaakt dat deze kosten, of onderdelen daarvan, niet in verband staan met het gebrek aan de latei.
4.11
BeliFlevoland is door het vastgestelde gebrek aan de door haar toegepaste latei tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. [geïntimeerde] mocht in de gegeven omstandigheden van een professionele en deskundige partij als BeliFlevoland verwachten dat BeliFlevoland voor de overeengekomen prijs een latei zou toepassen die aan de daaraan te stellen constructieve eisen voldoet. BeliFlevoland is dan ook gehouden om de schade die [geïntimeerde] als gevolg van deze tekortkoming heeft geleden aan haar te vergoeden. Grief II faalt.
Verzuim
4.12
Met grief III voert BeliFlevoland aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat BeliFlevoland in verzuim is geraakt en gehouden is de schade van [geïntimeerde] te vergoeden. BeliFlevoland stelt daartoe op dezelfde gronden als genoemd onder grief I en grief II dat BeliFlevoland niet in verzuim is komen te verkeren omdat zij geen contractspartij is en geen sprake is van een tekortkoming aan haar zijde. Uit het voorgaande volgt dat het hof deze standpunten van BeliFlevoland niet volgt, zodat grief III faalt.
Schade
4.13
Met grief IV tot en met IX komt BeliFlevoland op tegen toewijzing van de verschillende schadeposten die de rechtbank heeft toegewezen. Het hof zal deze schadeposten achtereenvolgens bespreken.
Herstelkosten
4.14
[geïntimeerde] heeft vergoeding van herstelkosten gevorderd, dat tot een bedrag van
€ 13.187,92 inclusief btw is toegewezen. In haar grief IV stelt BeliFlevoland dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met kosten die [geïntimeerde] sowieso zou hebben gehad indien de gestelde tekortkoming wordt weggedacht. Meer in het bijzonder wijst BeliFlevoland er in dit verband op dat als [geïntimeerde] bij aanvang voor een zwaardere constructie had gekozen, zij ook voor een zwaardere constructie had moeten betalen.
4.15
Nu, zoals hiervoor overwogen, BeliFlevoland tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst, dienen de gevolgen van de ondeugdelijke uitvoering en derhalve ook de kosten verbonden aan het alsnog deugdelijk uitvoeren van het werk in beginsel voor haar rekening te worden gebracht. Zoals hiervoor is overwogen, mocht [geïntimeerde] in de gegeven omstandigheden van een professionele en deskundige partij als BeliFlevoland verwachten dat zij voor de overeengekomen prijs een latei zou toepassen die voldoet aan de daaraan te stellen constructieve eisen. Voor zover BeliFlevoland geen rekening heeft gehouden met de kosten van een zwaardere latei en zij de toegepaste latei niet heeft laten doorrekenen door een constructeur, komt dat voor haar rekening en risico. Het hof verwerpt grief IV.
Kosten constructeurs
4.16
In grief V betwist BeliFlevoland dat zij aan [geïntimeerde] het toegewezen bedrag van
€ 1.317,65 inclusief btw verschuldigd is vanwege de kosten voor de inschakeling van De Groot en EversPartners. BeliFlevoland stelt (wederom) dat sprake is van “sowieso-kosten”. Voorts betwist BeliFlevoland dat het redelijk was om niet één maar twee constructeurs in te schakelen.
4.17
Het hof dient te beoordelen of de gestelde kosten redelijk zijn en of zij in redelijkheid zijn gemaakt (de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW). Het hof is van oordeel dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en verwerpt het verweer van BeliFlevoland dat het inschakelen van twee constructeurs niet nodig was. BeliFlevoland nam geen genoegen met het eerste rapport van constructeur De Groot, waarna [geïntimeerde] zich in redelijkheid heeft kunnen wenden tot constructeur EversPartners voor aanvullend onderzoek. Van dubbele werkzaamheden is geen sprake. De Groot heeft een controleberekening uitgevoerd van het draagvermogen van de geplaatste latei, terwijl EversPartners de stabiliteit van de achtergevel heeft onderzocht. Nu de omvang van gestelde kosten voorts redelijk is te achten, komt het bedrag van € 1.317,65 voor toewijzing in aanmerking. Grief V faalt.
Kosten vervangende woonruimte en kosten opslagruimte inboedel
4.18
De rechtbank heeft geoordeeld dat het voldoende aannemelijk is dat [geïntimeerde] (als gevolg van de tekortkoming van BeliFlevoland) genoodzaakt was om tijdelijk een andere woning te betrekken en haar inboedel elders op te slaan. BeliFlevoland heeft hier niet tegen gegriefd.
4.19
Met grief VI betwist BeliFlevoland wel dat [geïntimeerde] daadwerkelijk kosten voor vervangende woonruimte heeft gehad. Ook stelt BeliFlevoland dat [geïntimeerde] te lang heeft getalmd met het geven van de opdracht tot uitvoering van herstelwerkzaamheden, zodat het niet redelijk is dat zij kosten voor vervangende woonruimte vordert over een periode van tien maanden.
4.2
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat zij de maandelijkse bijdragen voor inwoning bij haar ouders contant heeft betaald. Van deze maandelijkse betalingen bestaan derhalve geen bankafschriften maar [geïntimeerde] heeft tien verklaringen van haar ouders overgelegd waarin zij bevestigen maandelijks € 300,- te hebben ontvangen van [geïntimeerde] . Hiermee heeft [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof voldoende bewezen dat er door haar kosten voor vervangende woonruimte zijn gemaakt. Nu [geïntimeerde] voorts niet valt te verwijten dat zij onderhandelingen tussen partijen over de afwikkeling van het gerezen geschil heeft afgewacht en dat zij pas na verloop van de sommatietermijn op 19 oktober 2016 een andere aannemer heeft ingeschakeld om herstelwerkzaamheden uit te voeren, waarna deze werkzaamheden alsmede het aanbrengen van de gietvloer ook nog uitgevoerd moesten worden, faalt ook deze grief.
4.21
Met grief VII komt BeliFlevoland op tegen de toewijzing van een bedrag van € 895,- wegens gemaakte kosten voor de opslag van de inboedel van [geïntimeerde] . In de toelichting op de grief stelt BeliFlevoland dat [geïntimeerde] ter onderbouwing van de kosten voor opslagruimte van haar inboedel een factuur van M3 Self-Storage Haarlem heeft overgelegd, waaruit slechts blijkt dat zij van 23 juli 2016 tot en met 22 augustus 2016 een ruimte heeft gehuurd voor € 179,-.
4.22
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord als productie 4 een viertal facturen van M3 Self-Storage Haarlem in het geding gebracht, waaruit blijkt dat zij over de periode van eind april tot en met eind augustus 2016 opslagruimte heeft gehuurd voor een totaalbedrag van € 716,-.
4.23
Deze kosten heeft BeliFlevoland in haar akte uitlaten producties niet langer betwist. Met BeliFlevoland is het hof van oordeel dat met de thans beschikbare onderbouwing geen grond bestaat om de kosten over een periode van vijf maanden tot een bedrag van € 895,- toe te wijzen. Deze kosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 716,-. In zoverre is grief VII dus gegrond.
Kosten KPN-contract € 210,-
4.24
De kantonrechter heeft de door [geïntimeerde] gevorderde kosten in verband met een KPN-contract als onweersproken door BeliFlevoland toegewezen. In de toelichting op grief VIII heeft BeliFlevoland alsnog gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid van deze kosten. In het licht van dit verweer heeft [geïntimeerde] haar vordering onvoldoende onderbouwd. Ook grief VIII slaagt derhalve.
Huurkosten stempels
4.25
Met grief IX keert BeliFlevoland zich tegen toewijzing van het bedrag van € 4.235,57 wegens huurkosten van stempels. Daartoe stelt BeliFlevoland dat deze kosten voor rekening en risico van [geïntimeerde] dienen te blijven, nu de noodzaak van het gebruik van die stempels niet is veroorzaakt door fouten van BeliFlevoland. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat het hof die opvatting van BeliFlevoland niet deelt. Deze schadepost is dus toewijsbaar. Grief IX faalt.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten
4.26
Tegen de vaststelling van de kantonrechter dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht heeft BeliFlevoland geen grief gericht. BeliFlevoland stelt in grief X wel dat [geïntimeerde] een rechtsbijstandverzekering heeft en dat nergens uit blijkt dat zij voor buitengerechtelijke werkzaamheden heeft betaald. De omstandigheid dat [geïntimeerde] voor rechtsbijstand is verzekerd staat echter niet aan toewijzing van de vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten in de weg. Hetzelfde geldt voor het ontbreken van betalingsbewijzen. De grief faalt.
4.27
Tegen toewijzing van de wettelijke rente heeft BeliFlevoland niet afzonderlijk gegriefd.
4.28
Grief XI bouwt voort op de reeds besproken grieven en heeft geen zelfstandige betekenis.
Voorwaardelijk incidenteel appel
4.29
Nu grief I in het principaal appel is verworpen, is de voorwaarde waaronder het incidenteel appel is ingesteld niet vervuld zodat dit geen bespreking behoeft.

5.De slotsom

5.1
Het hof oordeelt een bedrag van € 22.457,14 als hoofdsom toewijsbaar (€ 13.187,92 + € 1.317,65 + € 3.000,- + € 716,- + € 4.235,57). Het hof zal daarom het dictum onder 5.1 van het vonnis waarvan beroep vernietigen en, opnieuw rechtdoende, BeliFlevoland veroordelen tot betaling van dit bedrag. Het hof zal het vonnis voor het overige bekrachtigen.
5.2
BeliFlevoland zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, die aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 716,- aan griffierecht en € 1.391,- aan salaris advocaat conform het liquidatietarief (1 punt x tarief III).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Lelystad, van 28 juni 2017 voor zover het betreft het daarin onder 5.1 van het dictum toegewezen bedrag, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt BeliFlevoland om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 22.457,14, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf
15 september 2016 tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 14.505,57 en vanaf 30 december 2016 tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 7.951,57;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt BeliFlevoland in de kosten van het geding in hoger beroep en bepaalt deze kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 716,- aan verschotten en op € 1.391,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. M.M.A. Wind en mr. M. Willemse en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
5 maart 2019.