Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van de gemeente Dinkelland(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 januari 2018. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z]. De heffingsambtenaar van de gemeente Dinkelland had de waarde per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld op € 294.000, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2017. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde zijn besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 24 januari 2019 is belanghebbende niet verschenen, maar uit het dossier blijkt dat hij op de hoogte was van de zitting. De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep nieuwe gegevens overgelegd, waaronder taxatiematrixen die de waarde van de onroerende zaak onderbouwen. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat deze te hoog is, onder andere omdat de heffingsambtenaar uitgaat van een te grote inhoud van de woning. De heffingsambtenaar heeft echter aangetoond dat de woning een inhoud heeft van 551 m³ in plaats van 613 m³, wat de waarde onderbouwt.
Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, maar het Hof bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 126 aan belanghebbende vergoedt, omdat de inhoud van de woning onjuist was vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.