Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
26 februari 2019
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
de gemeente Hellendoorn(hierna: de heffingsambtenaar)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
(zie ook het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2000, nummer 35797,
ECLI:NL:HR:2000:AA8610 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2000:AA8610)).
Voor zover hij daarmee een beroep bedoelt te doen op het gelijkheidsbeginsel heeft het volgende te gelden.
Aldus is aan twee van de (inclusief de onroerende zaak) zes vergelijkbare appartementen een lagere WOZ-waarde toegekend, zodat niet kan worden gezegd dat in een meerderheid van de vergelijkbare gevallen sprake is van een gunstigere behandeling.
De heffingsambtenaar heeft overigens toegelicht dat bij de waardering van [a-straat] 6-07 en [a-straat] 6-32 sprake is geweest van incidentele fouten, welke in het daaropvolgende jaar zijn rechtgetrokken, zoals ook uit het overzicht blijkt.
Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
26 februari 2019in het openbaar uitgesproken.