ECLI:NL:GHARL:2019:1855

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
TBS P19/0015
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en beoordeling van psychische stoornissen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1958, die verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Pompestichting te Nijmegen. Het hof heeft het beroep van de terbeschikkinggestelde tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2018, die de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengde, behandeld. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw hebben betoogd dat er onvoldoende kennis is in de kliniek over zijn specifieke problematiek en dat er geen bewijs is voor gevaar of recidive. De raadsvrouw heeft verzocht om deskundigen te horen en om de reclassering in te schakelen voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.

Het openbaar ministerie heeft echter geconcludeerd dat de terbeschikkinggestelde een verstandelijk beperkte man is met een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, en dat het recidiverisico hoog is zonder toezicht en begeleiding. Het hof heeft de verzoeken van de terbeschikkinggestelde tot het horen van deskundigen en het inschakelen van de reclassering afgewezen, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en dat de kliniek voldoende gemotiveerd heeft hoe zij tot haar adviezen is gekomen.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met verbetering en aanvulling van gronden, en heeft geoordeeld dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist. De beslissing is openbaar uitgesproken en de voorzitter en raadsheren hebben de uitspraak ondertekend, met uitzondering van de raden die buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

TBS P19/0015
Beslissing d.d. 21 februari 2019
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1958] ,
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum
(hierna: FPC)Pompestichting te Nijmegen.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2018, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling
(hierna: de maatregel)met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 8 november 2018;
- een brief van de raadsvrouw van 22 januari 2019 gericht aan het hof, waarin de raadsvrouw onder meer het verzoek doet om psychiater J.L.M. Dinjens en psycholoog R.J.A. van Helvoirt voor de zitting in hoger beroep als deskundigen op te roepen, met als bijlagen:
  • een brief van de raadsvrouw van 12 november 2018 gericht aan het hof met onder meer als bijlage het boek “De Haagse Kindermoorden, bedacht bewijs voor drie misdrijven” van M. de Gruijter, P. van Wal, M. Kuiper, A. Ouwerkerk, C. Zick en P. van Koppen en een brief van de raadsvrouw van 12 november 2018 gericht aan de rechtbank Den Haag;
  • een brief van de raadsvrouw van 7 september 2018 gericht aan J.L.M. Dinjens, psychiater;
  • een brief van de raadsvrouw van 7 september 2018 gericht aan R.J.A. Helvoirt, GZ-psycholoog;
  • een brief van de raadsvrouw van 6 november 2018 gericht aan drs. P.H.L. Smeets, als psycholoog verbonden aan het FPC Pompestichting;
  • een brief van drs. P.H.L. Smeets van 11 december 2018 gericht aan de raadsvrouw;
  • een brief van de raadsvrouw van 20 december 2018 gericht aan drs. P.H.L. Smeets;
- een reactie van de advocaat-generaal van 23 januari 2019 op het verzoek van de raadsvrouw om deskundigen ter zitting in hoger beroep te horen;
- het emailbericht namens de voorzitter van het hof van 23 januari 2019 op het verzoek van de raadsvrouw om deskundigen ter zitting in hoger beroep te horen;
- de aanvullende informatie van het FPC Pompestichting van 4 februari 2019.
Het hof heeft ter zitting van 7 februari 2019 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.E.M. Later, advocate te 's-Gravenhage, en de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
Bij de behandeling van een terbeschikkinggestelde moet worden uitgegaan van de betreffende persoon en niet van de veroordeling als basis voor de hulpverlening aan die persoon. Het ontbreekt in de kliniek aan kennis met betrekking tot de specifieke problematiek van de terbeschikkinggestelde en men is niet bereid die kennis te vergaren. De kliniek blijft spreken over gevaar en recidive zonder enig bewijs in het gedrag van de terbeschikkinggestelde. De raadsvrouw heeft verzocht om psychiater J.L.M. Dinjens en psycholoog R.J.A. van Helvoirt ter zitting in hoger beroep te horen en de zaak hiertoe aan te houden. De raadsvrouw zou de deskundigen nader willen horen naar aanleiding van het boek “De Haagse Kindermoorden, bedacht bewijs voor drie misdrijven” en zou de deskundigen tevens willen vragen hun advies uit te leggen in het licht van de psychiatrische rapportage van drs. [deskundige] uit 2015 en het advies van het Pieter Baan Centrum
(hierna PBC)uit 2016. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om de reclassering in te schakelen in verband met een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, nu dit een logisch gevolg is van de rapportage van drs. [deskundige] uit 2015, het advies van het PBC uit 2016, het verblijf in de longcare-afdeling en de ervaring met de terbeschikkinggestelde de afgelopen 24 jaar. Het hof begrijpt dit als een verzoek een nader onderzoek uit te laten voeren naar de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde is een verstandelijk beperkte man en daarnaast is er sprake van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische, borderline en afhankelijke trekken. Het recidiverisico binnen een setting zonder toezicht, begeleiding en structuur wordt ingeschat als hoog. Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op een termijn korter dan bij een verlenging voor de duur van twee jaren in zicht is, zodat de maatregel voor de duur van twee jaar dient te worden verlengd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Daarnaast heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken tot het horen van psychiater J.L.M. Dinjens en psycholoog R.J.A. van Helvoirt op zitting en tot het inschakelen van de reclassering teneinde toe te werken naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, nu de noodzaak hiertoe ontbreekt.
Het oordeel van het hof
Afwijzen verzoeken tot horen deskundigen en tot inschakelen reclassering
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingestelde beroep. Het verzoek om psychiater J.L.M. Dinjens en psycholoog R.J.A. van Helvoirt ter zitting in hoger beroep te horen alsmede het verzoek om de reclassering nader onderzoek te laten doen naar de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen omdat de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof acht een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege prematuur.
Vaststellen van een stoornis
De rechtbank heeft in haar beslissing onder meer overwogen:
“(…) dat het criterium voor verlenging niet het bestaan van een stoornis bij de terbeschikkinggestelde is, maar de vraag of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging eis (artikel 38e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht). De aanwezigheid van de stoornissen is wel een belangrijke oorzaak van het herhalingsgevaar.”
Het hof kan zich met deze overweging niet verenigen. Ondanks dat de wet voor verlenging van de maatregel naast het gevaarscriterium niet tevens de eis stelt dat er ten tijde van de verlenging nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis, dient aan die eis, gelet op de aard en strekking van de maatregel en de in het kader van de oplegging van die maatregel geldende eisen, bij verlenging wel te worden voldaan. (Gerechtshof Arnhem 23 december 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BV2631).
Het hof stelt voorts vast dat is voldaan aan die eis. De kliniek concludeert dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische, borderline en afhankelijke trekken. Daarnaast is de terbeschikkinggestelde een verstandelijk beperkte man. Deze conclusie vindt steun in de adviezen van de deskundigen Dinjens en Van Helvoirt. Zowel deze deskundigen als de kliniek hebben voldoende gemotiveerd hoe zij tot hun adviezen zijn gekomen en zijn daarbij ook ingegaan op de door de raadsrouw genoemde rapporten van deskundige [deskundige] en het PBC.
Het hof wijst erop dat alle rapporten benoemen dat er beperkingen zijn in het onderzoek naar een mogelijke persoonlijkheidsstoornis bij de terbeschikkinggestelde. Hij houdt in de kliniek alle behandelinhoudelijke, ook diagnostische, gesprekken af. Verder wordt het vaststellen van een persoonlijkheidsstoornis bemoeilijkt door het langdurige intramuraal verblijf, met hospitalisatie tot gevolg. Dat enkele deskundigen op dit moment geen persoonlijkheidsstoornis kunnen vaststellen, terwijl deze eerder wel is gediagnosticeerd en er ook nu nog aanwijzingen daarvoor bestaan, doet dan ook niet noodzakelijkerwijs af aan de conclusies van de kliniek.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden en met verbetering en aanvulling zoals hiervoor overwogen, worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het horen van psychiater J.L.M. Dinjens en psycholoog R.J.A. van Helvoirt ter zitting;
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoek van de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
Bevestigt met verbetering en aanvulling van grondenzoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2018 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. J.S. van Duurling als raadsheren,
en drs. A. Vissers en drs. C.J.J.C.M. van Gestel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven als griffier,
en op 21 februari 2019 in het openbaar uitgesproken.
Mr. J.S. van Duurling alsmede de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.