ECLI:NL:GHARN:2011:BV2631

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS P10/0387
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • E.G. Smedema
  • W.R. Rosingh
  • E. Harmsen
  • M.G.E. Tervoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlengingsvordering terbeschikkingstelling op basis van psychische toestand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 13 oktober 2010, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], verblijft in [kliniek]. De zaak betreft de afwijzing van de verlengingsvordering door de officier van justitie. Het hof heeft geconstateerd dat, hoewel de wet voor verlenging van de terbeschikkingstelling niet expliciet vereist dat er ten tijde van de verlenging nog sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis, deze eis wel moet worden nageleefd in het kader van de aard en strekking van de maatregel. De kliniek had in haar verlengingsadvies van 3 mei 2010 gesteld dat er sprake was van een persoonlijkheidspathologie, maar de deskundige [deskundige 1] concludeerde in zijn rapportage van 20 februari 2011 dat er geen aantoonbare psychische stoornis aanwezig was. Het hof heeft daarom besloten dat de terbeschikkinggestelde ter observatie moest worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC). De rapportage van het PBC op 28 november 2011 bevestigde dat er geen gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis meer aanwezig was, en dat het recidivegevaar als laag werd ingeschat. Het openbaar ministerie stelde dat de aanwezigheid van een stoornis een vereiste is voor verlenging, en aangezien deze niet was vastgesteld, diende de vordering van de officier van justitie te worden afgewezen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van de officier van justitie afgewezen.

Uitspraak

TBS P10/0387
Beslissing d.d. 23 december 2011 (bij vervroeging)
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 13 oktober 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van de zitting van het hof van 24 februari 2011;
- de tussenbeslissing van het hof van 10 maart 2011;
- een rapportage van het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht, van 28 november 2011;
- een faxbericht van de [kliniek] van 5 december 2011 met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 7 februari 2011 tot en met 19 november 2011.
Het hof heeft ter zitting van 19 december 2011 gehoord de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsman mr O.G. Schuur, advocaat te Groningen, en de advocaat-generaal, mr G.J. de Haas.
Overwegingen:
De tussenbeslissing van het hof
De kliniek heeft in haar verlengingsadvies van 3 mei 2010 gesteld dat er sprake is van een persoonlijkheidspathologie, waarbij narcistische en obsessief-compulsieve trekken op de voorgrond staan. De [deskundige 1] heeft in zijn rapportage pro justitia van 20 februari 2011 en ter zitting van het hof van 24 februari 2011 echter geconcludeerd dat van een aantoonbare psychische stoornis in de zin van een persoonlijkheidsstoornis of een andere vorm van pathologie, zoals middelenpathologie geen sprake is. Bij tussenbeslissing van 10 maart 2011 heeft het hof beslist dat, nu er onder deskundigen verschil van inzicht bestaat over het al dan niet aanwezig zijn van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de terbeschikkinggestelde, het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk is dat de terbeschikkinggestelde ter observatie wordt opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC) en dat daarvan een klinisch multidisciplinaire rapportage wordt opgemaakt, waarbij tevens het milieu van de terbeschikkinggestelde wordt onderzocht.
De rapportage van het PBC
Uit de conclusie van de rapportage van het PBC van 28 november 2011 volgt dat bij de terbeschikkinggestelde geen sprake (meer) is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In samenhang hiermee kan van een pathologisch bepaald recidivegevaar niet meer worden gesproken. De terbeschikkinggestelde moet in zijn huidige functioneren in staat worden geacht adequaat om te kunnen gaan met eventuele conflicten met anderen of boosheid van zichzelf. Ook wanneer naar meer algemene, niet geïndividualiseerde recidivefactoren wordt gekeken met behulp van de HCR-20, komt de inschatting van het gevaar voor nieuwe geweldsdelicten uit op laag.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Voor de verlenging van de terbeschikkingstelling is de aanwezigheid van een stoornis een vereiste. Nu psycholoog [deskundige 1] en de beide rapporteurs van het PBC geen stoornis hebben vastgesteld en zodoende pathologisch bepaald delictgevaar ontbreekt, dient de beslissing van de rechtbank te worden vernietigd en de vordering van de officier van justitie te worden afgewezen.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Er kan geen stoornis worden vastgesteld en het recidivegevaar wordt, los van een stoornis, als laag beoordeeld. Betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij of redenen van vergelding zijn geen gronden om de maatregel te verlengen. De vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen nu het hof tot een andere beslissing komt.
Ondanks dat de wet voor verlenging van de terbeschikkingstellingsmaatregel naast het gevaarscriterium niet tevens de eis stelt dat er ten tijde van de verlenging nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis, dient aan die eis, gelet op de aard en strekking van de maatregel en de in het kader van de oplegging van die maatregel geldende eisen, bij verlenging wel te worden voldaan.
Hoewel het hof zich heeft afgevraagd of de rapporterend psycholoog van het PBC in zijn diagnostische beschouwing op pagina 51 e.v. van het PBC-rapport voldoende gewicht heeft toegekend aan contextuele factoren, zoals een eventuele nieuwe intieme relatie, externe belasting en drankmisbruik, een en ander in relatie tot de geconstateerde narcistische persoonlijkheidsopbouw, neemt het hof toch, de door de psycholoog [deskundige 1] en de deskundigen van het PBC uitgebrachte rapportages in hun totaliteit beoordelend, de eindconclusie van deze deskundigen over dat er bij de terbeschikkinggestelde geen sprake (meer) is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, en in samenhang hiermee eveneens niet meer kan worden gesproken van een pathologisch bepaald recidivegevaar.
Gelet op het vorenoverwogene dient de vordering van de officier van justitie te worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Groningen van 13 oktober 2010 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam].
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E.G. Smedema en mr W.R. Rosingh als raadsheren,
en drs. E. Harmsen en M.G.E. Tervoort als raden,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 23 december 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.