In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een directeur-grootaandeelhouder van een Ltd, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013 ongegrond verklaard. Belanghebbende had in zijn aangifte een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.827 opgegeven, met een bedrag aan PGB-inkomsten van € 2.133 en kosten van € 10.300. De inspecteur had de PGB-inkomsten verhoogd en de kosten gecorrigeerd, wat leidde tot een belastbaar inkomen van € 40.919.
Het geschil draait om de vraag of de inspecteur terecht de kosten van € 10.300 heeft gecorrigeerd. Belanghebbende stelt dat deze kosten betrekking hebben op de ondernemersaftrek voor de door de Ltd gedreven onderneming en op een forfaitaire aftrek voor zakelijke kilometers. De inspecteur betwist dit en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Het hof oordeelt dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de ondernemersaftrek, omdat de gevraagde aftrek verband houdt met de onderneming van de Ltd en niet met een eigen onderneming van belanghebbende. Ook de gevraagde aftrek voor zakelijke kilometers wordt afgewezen, omdat er sprake is van een fictieve dienstbetrekking tussen belanghebbende en de Ltd. Het hof concludeert dat de correctie van de inspecteur terecht is aangebracht en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.