Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg in de hoofdzaak
- het beroepschrift tevens houdende verzoek tot schorsing en tot het treffen van een provisionele voorziening voortgezet verblijf in de woning met producties 1 tot en met 12, ingekomen op 21 december 2018;
- het verweerschrift tegen het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad en tegen de provisionele voorziening voortgezet verblijf in de woning met producties 1 en 2;
- een journaalbericht van mr. Diepeveen-Goldhoorn van 24 januari 2019 met productie 13;
- een journaalbericht van mr. Diepeveen-Goldhoorn van 31 januari 2019 met de ontbrekende producties 5, 6 en 11, en
- een journaalbericht van mr. Diepeveen-Goldhoorn van 1 februari 2019 met als bijlage het aanvullend hoger beroepschrift.
3.De feiten
4.De motivering van de beslissing
- i) De verzoeker moet belang hebben bij de door hem verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking.
- ii) Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de verzoeker bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de beschikking. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven.
- iii) Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing.
- iv) Indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de verzoeker die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn verzoek ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij die beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
- v) Indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op het verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.
op voorwaarde dat de man op het ogenblik van de inschrijving in deze woning woont. Nu de vrouw op basis van de voorlopige voorziening de woning bewoont en de man de woning dus niet zal bewonen op het moment van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, kan de man de bestreden beschikking op dit punt niet met succes executeren. Een schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking is derhalve niet nodig om te bewerkstelligen dat de vrouw in de woning kan blijven wonen. Een voorlopige voorziening als door de vrouw verzocht is op dit moment niet nodig, nu zij op grond van de onder 3.2 vermelde beschikking gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en deze beschikking eerst haar werking verliest indien de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven.