Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[Geïntimeerde 1]
2.[Geïntimeerde 2]
3.[Geïntimeerde 3]
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Als bijlage stuur ik u een voorbeeld van een huurcontract. Enkele zaken heb ik al ingevuld, maar u kunt dat uiteraard desgewenst wijzigen.
In 2011 is een akte gepasseerd[…]
waarbij een mondelinge overeenkomst tot verkoop en levering van de onverdeelde helft van het registergoed[…]
werd bestendigd.
Ondergetekende, professor [Directeur-grootaandeelhouder van appellant] , wonende te [Postcode + woonplaats] , [Adres] , geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedatum] ,
Namens de gevolmachtigde van de eigenaar, delen wij u mede dat ons bedrijf per direct belast is met het beheer van het door u gehuurde object.
Als eerste lijkt het mij onwaarschijnlijk dat u belast bent met het beheer van het object.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Het geschil in hoger beroep.
6.De motivering van de beslissing in hoger beroep
dat er maar helemaal mee gestopt moest worden”. Al de tijd dat [Directeur-grootaandeelhouder van appellant] de bestuurder was van [Appellant] , heeft [Appellant] geen aanspraak gemaakt op betaling van die niet betaalde termijnen. In 2015 heeft [Erflater] een brief geschreven aan [Directeur-grootaandeelhouder van appellant] , waarin expliciet stond dat het de bedoeling van partijen was dat [Erflater] gratis in de woning zou blijven wonen. Niet betwist is dat die brief [Appellant] heeft bereikt. [Appellant] heeft daarop niet (afwijzend) gereageerd. Vervolgens is de onder 3.8 geciteerde verklaring opgesteld, inhoudende dat [Erflater] (gratis) het vruchtgebruik van de woning zou verkrijgen. Die verklaring is door [Directeur-grootaandeelhouder van appellant] getekend. Het vruchtgebruik is niet gevestigd, omdat dat bij notariële akte moest gebeuren, maar aan die schriftelijke akte kan wel een aanknopingspunt worden ontleend voor de bedoeling van [Appellant] daarbij. Uiteindelijk komt het immers aan op de zin die partijen, [Erflater] en [Appellant] , over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (artt. 3:33-3:35 BW). Het hof stelt vast dat [Erflater] in januari 2013 is gestopt met betalen van het bedrag van € 575,00 per maand. De hiervoor genoemde omstandigheden bieden allemaal steun aan het verweer van [Erflater] dat partijen na 2013 de bedoeling hebben gehad [Erflater] zonder betaling het woongenot of het gebruik van de onverdeelde helft van de woning te verschaffen, althans dat zij er gegeven deze feiten en omstandigheden redelijkerwijs van heeft mogen uitgaan dat dit het geval was en dat en dat zij daarom is opgehouden met betalen. Het hof stelt vast dat hiertegenover door [Appellant] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn ingebracht die bij toepassing van de hiervoor genoemde maatstaf op een andere, afwijkende, partijbedoeling kunnen duiden.