Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[Geïntimeerde] ,
[Geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
21 maart 2017 dat de kantonrechter (rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Enschede) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
16 juni 2016. Daarnaast heeft [Appellant] gevorderd dat [Geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
17 januari 2016. Het op de overeenkomst toepasselijke recht dient derhalve te worden bepaald aan de hand van de EU-verordening nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (hierna: Rome I-Verordening). Van een rechtskeuze als bedoeld in
artikel 3 van de Rome I-Verordening blijkt niet. Volgens [Appellant] bestaat tussen hem en
[Geïntimeerde] een koopovereenkomst, waardoor sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Rome I-Verordening, op grond waarvan het recht van toepassing is van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfsplaats heeft. Omdat [Geïntimeerde] woonplaats heeft in Nederland, is Nederlands recht op de vordering van toepassing. Beide partijen hebben hun stellingen ook op de toepasselijkheid van Nederlands recht gebaseerd.
(HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877).
in eigen naam, mocht verkopen. [Geïntimeerde] heeft voorts aangevoerd dat zij voorafgaand aan en ten tijde van de verkoop van de boot geen enkel contact heeft gehad met [Appellant] noch op enige wijze heeft onderhandeld over de aankoopvoorwaarden. Dat Watersport Giethoorn contractueel gezien de verkoper is, blijkt volgens [Geïntimeerde] ook uit de orderbevestiging (productie 2 bij dagvaarding) die niet alleen is gedrukt op het briefpapier van Watersport Giethoorn, maar waarop bovendien niet staat vermeld dat [Geïntimeerde] de verkopende partij is. Bovendien is de in het kader van de verkoop verstuurde factuur (productie 3 bij dagvaarding) afkomstig van Watersport Giethoorn.
6.De slotsom
€ 412,21 aan verschotten (€ 99,21 aan explootkosten en € 313,- aan griffierecht) en op
€ 759,- (1 punt x tarief I) aan salaris advocaat conform het huidige liquidatietarief.
7.De beslissing
€ 3.700,-, verhoogd met wettelijke rente vanaf 16 juni 2016;
€ 79,- aan griffierecht) en op € 500,- aan salaris advocaat conform het toen geldende liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 412,21 aan verschotten (€ 99,21 aan explootkosten en € 313,00 aan griffierecht) en op € 759,- aan salaris advocaat conform het huidige liquidatietarief te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;