Uitspraak
1.Nijhoff Grindmaatschappij B.V.,
2. Gebr. Nijhoff Exploitatiemaatschappij B.V.,
3. Gebr. Nijhoff Onroerend Goed Maatschappij B.V.,
4. Gebr. Nijhoff Beheermaatschappij B.V.,
5. Beheermaatschappij A.F. Nijhoff B.V.,
6. Stichting Administratiekantoor Beheermaatschappij A.F. Nijhoff B.V.,
7. [appellante7] ,
8. De gezamenlijke erfgenamen en rechtsopvolgers onder algemene titel van de heer [B] :
Nijhoff c.s.,
de Provincie,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
grief 2aangevoerd dat de weergave door de rechtbank van de tussen partijen vaststaande feiten zeer eenzijdig is. De rechtbank heeft hierbij uitvoerig verslag gedaan van niet relevante bestuursrechtelijke handhavingskwesties tussen partijen, terwijl zij ten onrechte geen verslag heeft gedaan van de onrechtmatige beweringen van de Provincie, de onderzoeken van het slib/fijn zand en de uitkomsten van de voorlopige getuigenverhoren die op verzoek van Nijhoff c.s. zijn gehouden.
Grief 2faalt daarom.
ons dat nummer te geven.
“Nou, u moet zich voorstellen dat grind verwerkt wordt, wordt gezeefd en volgens de wet, maar ook volgens de uitspraken van de Raad van State is dat gevaarlijk afval en dat moet je storten in Nederland. Wat Nijhoff eigenlijk gedaan heeft is het niet storten, dat kost geld, maar weer verkocht aan anderen, al dan niet gemengd met wat schonere grond en verwerkt in allerlei publieke werken."
“Ik kan het me wel voorstellen misschien dat hij dat gedaan heeft, hoewel het niet mag, want hij schijnt er 1.3 miljoen euro mee verdiend te hebben, hé?”
“Ja het storten van gevaarlijk afval kost veel geld (...) en als je het in plaats daarvan kunt verkopen voor geld kun je uitrekenen dat je daar veel geld aan verdient.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering
grief 2hiervoor al besproken en verworpen. Nijhoff c.s. hebben verder nog twintig grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Het hof zal hierna in de eerste plaats de grieven beoordelen die zich richten tegen het oordeel van de rechtbank dat de Provincie niet onrechtmatig jegens Nijhoff c.s. heeft gehandeld door de publicatie van persberichten en de interviews van gedeputeerde [I] en provincieambtenaren in de periode van november 2009 tot en met mei 2011, een en ander zoals weergegeven onder de vaststaande feiten. Meer in het bijzonder gaat het hierbij om de
grieven 1, 3, 5, 7 en 9 – 18. Zoals uit de beoordeling van deze grieven zal blijken, hebben Nijhoff c.s. geen belang bij een beoordeling van
grief 4, terwijl
grief 8geen zelfstandige betekenis heeft en daarom evenmin een nadere beoordeling behoeft.
grief 21aan de orde welke zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat de Provincie niet onrechtmatig jegens Nijhoff c.s. heeft gehandeld door hen te dwingen deelpartijen slib/fijn zand onder euralcode 17.05.03* te storten.
grieven 6, 19 en 20,die zich richten tegen het oordeel van de rechtbank dat de Provincie niet onrechtmatig jegens Nijhoff c.s. heeft gehandeld door aan Leemans, Wetering B.V. en/of [N] bepaalde mededelingen te doen over het grindverwerkingsbedrijf van Nijhoff c.s. alsmede het oordeel van de rechtbank dat er geen causaal verband bestaat tussen het doen van die mededelingen aan Leemans en het niet doorgaan van de verkoop aan hem van het bedrijf van Nijhoff c.s.
grief 9en de toelichting daarop gaan Nijhoff c.s. in op de wijze waarop en de mate waarin de Provincie in de publiciteit is getreden met betrekking tot de bestuurlijke handhaving jegens Nijhoff c.s. Zij stellen dat door die ruime en inhoudelijk onjuiste publiciteit sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad en dat de rechtbank bij haar beoordeling of hiervan sprake is een onjuiste maatstaf heeft aangelegd. Nijhoff c.s. verwijzen hiervoor naar de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 1983 (ECLI:NL:HR:1983:AD2221, het Gemeenteraadslid-arrest), waarin de maatstaf en het juridisch kader worden gegeven voor dit soort gevallen. Op basis hiervan dienen twee hoogwaardige maatschappelijke belangen tegen elkaar te worden afgewogen: enerzijds het belang dat burgers niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en anderzijds het belang dat niet door onbekendheid bij het grote publiek misstanden die de samenleving kunnen raken, blijven voortbestaan. Daarbij spelen onder meer een rol: de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de gevolgen daarvan, de ernst van de misstand, bezien vanuit het algemeen belang, waarover wordt gepubliceerd, de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal en de mate waarin het doel zou kunnen worden bereikt op een voor de wederpartij minder schadelijke wijze.
grief 1hebben zij daarom aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten om een oordeel uit te spreken over de vraag of het slib/fijn zand van Nijhoff c.s. kwalificeert als gevaarlijke afvalstof.
Grief 1faalt daarom.
“In afwijking van de artikelen 9,11 en 12 wordt verontreinigde grond in elk geval aangemerkt als niet-reinigbaar en niet-immobiliseerbaar, indien het betreft (…) de minerale stof die resteert na de reiniging van ballastbedgrind.”In de toelichting bij de Regeling wordt vermeld dat de minerale stof die resteert na reiniging van ballastbedgrind vanwege de combinatie van specifieke contaminanten koper, PAK’s en minerale olie evident niet-reinigbaar en niet immobiliseerbaar is. De StAB constateerde in zijn advies van 22 oktober 2002 al dat het slib/fijn zand zwaar verontreinigd was en niet-reinigbaar. Syncera B.V. kwam op basis van partijkeuringen van het slib/fijn zand in 2007 en 2008 tot dezelfde conclusie en oordeelde dat het slib/fijn zand niet toepasbaar was. De Afdeling komt in zijn uitspraken van 25 november 2009 en 25 mei 2011 tot dezelfde conclusie. Nijhoff c.s. hebben overigens tot 2005 steeds een niet-reinigbaarverklaring voor het slib/fijn zand van het SenterNovem Bodemplus ontvangen, zodat het kon worden gestort.
grief 3feitelijke grondslag mist, aangezien de rechtbank in rechtsoverweging 6.1 van het bestreden vonnis haar oordeel heeft gebaseerd op de persberichten en interviews “afzonderlijk en in zijn totaliteit bekeken”. In die zin faalt deze grief, maar het hof leest de grief aldus dat Nijhoff c.s. ook in hoger beroep hun stelling wensen te handhaven dat de betrokken openbaarmakingen ook in hun onderlinge verband moeten worden beoordeeld.
grief 21)
Grief 14faalt.
Om de milieurisico's van het ballastzand onder de N36 te achterhalen, nam de gemeente Ommen monsters. Ze concludeerde dat de grond onder de weg industriekwaliteit heeft en dus geen milieu hygiënisch gevaar. "Die conclusie delen wij, maar dat zegt niks over de vraag wat Nijhoff heeft aangevoerd. De grond onder de weg is namelijk een mengsel van Nijhoff-grond en schoon zand. Wij gaan er vanuit dat de verhouding hier tussen 2:1 is, maar dat is niet meer vast te stellen.”
grieven 1, 3, 5 en 9-18geen doel.
grieven 6 en 19zijn dan ook vergeefs voorgedragen.
grief 20dan ook geen doel.