ECLI:NL:GHARL:2019:1469

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.244.538
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake verkeerssanctie en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 12 juli 2018 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld omdat hij niet akkoord ging met de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene niet had voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, zoals voorgeschreven in artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had begaan, omdat het kenteken van het voertuig dat hem was opgelegd niet van hem was, maar van een andere kentekenhouder. Hij verzocht om een proceskostenvergoeding en schadevergoeding wegens mentale en integriteitsbeschadiging.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam. Het hof oordeelde dat de verzonden zekerheidsbrieven niet voldeden aan de wettelijke eisen en dat er inmiddels zekerheid was gesteld, waardoor er geen grond was voor niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. Het hof wees het verzoek tot vergoeding van proceskosten af en verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte procedurele stappen bij de zekerheidstelling en de rechten van de betrokkene in het proces.

De uitspraak is gedaan door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2019.

Uitspraak

WAHV 200.244.538
15 februari 2019
CJIB 215109801
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 12 juli 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding en een schadevergoeding.
De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene niet heeft voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling voor betaling van de sanctie en de administratiekosten als bedoeld in artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv).
2. De betrokkene voert aan geen zekerheid te hebben gesteld, omdat hij de gedraging niet heeft begaan. In het proces-verbaal van de verbalisant die de sanctie heeft opgelegd, staat een kenteken van een voertuig dat hem niet toebehoort. In het kenteken zijn twee letters omgewisseld. Niet de betrokkene, maar de kentekenhouder van dat voertuig zou de sanctie moeten betalen. Hij zal in hoger beroep alsnog zekerheid stellen, nu het hem na overleg met het Juridisch Loket duidelijk is geworden dat aan de wet niet valt te tornen. Daarnaast verzoekt de betrokkene om een vergoeding van de kosten van het verweer en een schadevergoeding wegens mentale- en integriteitsbeschadiging.
3. De officier van justitie dient een zekerheidsbrief aan de betrokkene te verzenden. In geval van verzuim dient aan de betrokkene binnen een daartoe gestelde termijn de gelegenheid te worden geboden het verzuim te herstellen. Dat laatste geschiedt door toezending van een tweede brief door de officier van justitie aan de betrokkene.
4. Het hof heeft in zijn arrest van 30 november 2018 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:10471) geoordeeld dat een redelijke uitleg van artikel 11, vierde lid, tweede volzin, van de Wahv, zoals dit sinds 1 januari 2018 luidt, met zich brengt dat de voorgeschreven mededeling van de officier van justitie tenminste moet inhouden:
 dat op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 11 Wahv) zekerheid moet worden gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie en de administratiekosten;
 dat het bedrag van de zekerheidstelling gelijk is aan het bedrag van de sanctie, inclusief administratiekosten. Indien de sanctie tenminste € 225,- bedraagt dient zekerheid te worden gesteld voor de betaling van € 225,- en de administratiekosten. Voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen 16 jaar oud waren, geldt de helft van deze bedragen;
 de wijze waarop zekerheid dient te worden gesteld. Daarbij is niet voldoende dat wordt verwezen naar het digitaal loket, zonder ook te wijzen op de mogelijkheid van overschrijving van het verschuldigde bedrag op de rekening van het CJIB;
 de termijn waarbinnen zekerheid dient te worden gesteld;
 dat wanneer tijdige zekerheidstelling achterwege blijft, het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
5. In het dossier bevinden zich de mededelingen van de officier van justitie omtrent de zekerheidstelling, te weten een brief van 21 mei 2018 en een tweede brief van 7 juni 2018 aan de betrokkene. De in deze zaak verzonden zekerheidsbrieven voldoen niet aan de hierboven weergegeven eisen.
6. Het vorenstaande betekent dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Het hof zal deze vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Uit een recent zaakoverzicht dat door de griffier van het hof bij het CJIB is opgevraagd, blijkt dat er inmiddels zekerheid is gesteld, zodat hierin geen grond kan worden gevonden voor niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
7. De beslissing van de kantonrechter wordt niet vernietigd op door de betrokkene aangedragen gronden. Het hof zal het verzoek tot vergoeding van proceskosten reeds daarom afwijzen.
8. Het hof kan aan de Wahv noch enige andere bepaling de bevoegdheid ontlenen om kennis te nemen van een verzoek tot schadevergoeding zoals door de betrokkene is gedaan. Het hof zal zich daarom onbevoegd verklaren om van dit verzoek kennis te nemen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest;
wijst het verzoek tot vergoeding van proceskosten af;
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van schade.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.