In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsende werking van het hoger beroep van Reesink c.s. tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 14 juni 2018 een verzoek van UTB Group om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten toegewezen. Reesink c.s. heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor af te wijzen. Het hof overweegt dat, volgens artikel 360 lid 1 Rv, hoger beroep de werking schorst, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Aangezien dit niet het geval was, heeft het hof geoordeeld dat het hoger beroep schorsende werking heeft. Het hof heeft ook de mogelijkheid van doorbreking van het appelverbod van artikel 188 lid 2 Rv besproken, waarbij het hoger beroep ontvankelijk is indien er klachten worden aangevoerd over de toepassing van artikel 186 Rv door de eerste rechter. Reesink c.s. heeft gemotiveerd aangevoerd dat er gronden zijn om het appelverbod te doorbreken, en het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake is van misbruik van recht. Het verzoek van UTB Group om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is afgewezen, en het hof heeft UTB Group veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak zal op 11 februari 2019 verder worden behandeld.