ECLI:NL:GHARL:2019:11309

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
TBS P19/0061
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake terbeschikkingstelling van ongewenst vreemdeling met beperkte repatriëringsmogelijkheden

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 2 mei 2019, wordt de situatie van een terbeschikkinggestelde besproken die als ongewenst vreemdeling is verklaard en niet kan worden gerepatrieerd naar Suriname. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1971, verblijft in een kliniek en heeft sinds 1994 een terbeschikkingstelling die voortduurt vanwege een eerdere veroordeling voor doodslag. De rechtbank Amsterdam had op 8 januari 2019 de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, maar het hof acht het noodzakelijk om nader geïnformeerd te worden over de stagnatie in het resocialisatietraject en de mogelijkheden voor repatriëring.

Tijdens de zitting op 18 april 2019 zijn de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. E. Boskma, en de advocaat-generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, gehoord. De kliniek heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, maar de terbeschikkinggestelde zelf heeft aangegeven dat hij ten einde raad is, omdat zijn repatriëring twee jaar geleden bijna geregeld was, maar op het laatste moment is geannuleerd. Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde klinisch gezien zijn behandelplafond heeft bereikt, maar dat hij door zijn status als ongewenst vreemdeling niet kan resocialiseren.

Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en de behandeling van de zaak voor een periode van langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden, te schorsen. Het hof wil meer informatie ontvangen over de stagnatie van het resocialisatietraject en de mogelijkheden voor een overplaatsing naar een andere locatie. De zaak blijft aanhouden totdat er meer duidelijkheid is over de vreemdelingrechtelijke procedure en de mogelijkheden voor de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

TBS P19/0061
Tussenbeslissing d.d. 2 mei 2019
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1971,
verblijvende in [de kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2019, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 22 januari 2019;
- het advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg van 27 februari 2019;
- het proces-verbaal van het rogatoir verhoor van de terbeschikkinggestelde van
3 april 2019;
- het aanvullende verlengingsadvies van [de kliniek] van 9 april 2019, alsmede de wettelijke aantekeningen van 12 april 2018 tot en met 23 oktober 2018;
- het e-mailbericht van J. Meijer van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
van 16 april 2018.
Het hof heeft ter zitting van 18 april 2019 gehoord de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en de advocaat-generaal
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen:

Het advies van de kliniek
De terbeschikkinggestelde is tot ongewenst vreemdeling verklaard. Zijn repatriëring kan
– gezien de beperkte faciliteiten en mogelijkheden in Suriname – op dit moment niet op verantwoorde wijze worden vormgegeven. Uit de recente afwijzing van de aanvraag voor een longstay-indicatie blijkt dat de terbeschikkinggestelde ook niet voldoet aan de criteria voor een plaatsing binnen de Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg (LFPZ). Omdat de terbeschikkinggestelde geen verblijfstitel heeft, kan hij niet door middel van een regulier verlof- en resocialisatietraject uitstromen naar een vervolgvoorziening met een minder hoog beveiligingsniveau, hoewel hij daar vanuit gedragskundig oogpunt wel aan toe is. Er bestaat namelijk geen noodzaak meer voor een voortgezet verblijf binnen de huidige kliniek. Momenteel is begeleid verlof voor de terbeschikkinggestelde het hoogst haalbare. Om de ontstane patstelling onder de aandacht te brengen en in de hoop een oplossing te vinden voor deze schrijnende probleemsituatie, heeft de kliniek op 9 april 2019 een aanvraag ingediend bij de Regiegroep vreemdelingen tbs van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze regiegroep kan worden benaderd bij ontstane impasses in het repatriëringstraject en besluit over een gezamenlijke strategie per individueel geval.
De kliniek adviseert de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar te verlengen. In de visie van de kliniek behoort een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op dit moment niet tot de mogelijkheden.
Het standpunt van de verdediging
De terbeschikkinggestelde is ten einde raad. Twee jaar geleden was bijna alles geregeld voor zijn repatriëring, maar die is op het laatste moment geannuleerd. Het lijkt er op dat Suriname hem niet wil terugnemen, van niet kunnen lijkt geen sprake te zijn. De hoop is dat de vreemdelingrechtelijke status van de terbeschikkinggestelde op enig moment wijzigt, zodat hij verder kan met zijn behandeling en resocialisatie. Daarmee zal ook meer recht worden gedaan aan zijn kwaliteit van leven. De raadsman heeft het hof verzocht kritisch naar de zaak van de terbeschikkinggestelde te kijken en daarbij het hof in overweging gegeven de terbeschikkingstelling vanuit humanitaire overwegingen te beëindigen, dan wel de maatregel met een termijn van één jaar te verlengen, in de hoop dat zich in de tussentijd nieuwe ontwikkelingen voordoen in de vreemdelingrechtelijke procedure.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De maatregel is in 1994 aangevangen en destijds opgelegd voor doodslag, meermalen gepleegd. Tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel is de terbeschikkinggestelde ongewenst verklaard. Een eerder afgegeven LFPZ-indicatie is in 2014 opgeheven en recentelijk is een nieuwe aanvraag voor deze indicatie afgewezen. Bij de terbeschikkinggestelde is nog onverminderd sprake van een stoornis. Klinisch heeft hij zijn behandelplafond inmiddels bereikt, zij het dat het recidivegevaar een hoge mate van beveiliging noodzakelijk maakt. Een beëindiging van de maatregel is bij deze stand van zaken onverantwoord. Een verlenging van de maatregel met een termijn van één jaar is aangewezen en voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is namelijk geen alternatief beschikbaar. Mogelijk is er vóór de volgende verlengingszitting meer duidelijk over de vreemdelingrechtelijke procedure. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep.
Het oordeel van het hof
De terbeschikkinggestelde verblijft sinds 1994 in de terbeschikkingstelling en heeft – in verband met zijn status van ongewenst vreemdeling – tot op heden niet tot nauwelijks de mogelijkheid gehad te resocialiseren, hoewel hij klinisch gezien zijn behandelplafond heeft bereikt en hij vanuit gedragskundig oogpunt toe is aan het praktiseren van verloven. Pogingen om de terbeschikkinggestelde naar het land van herkomst te laten terugkeren zijn – ondanks het vergevorderde stadium waarin zijn repatriëring zich twee jaar geleden bevond – tot op heden niet geslaagd. De terbeschikkinggestelde bevindt zich al jaren in een impasse waarin zowel zijn resocialisatie- als repatriëringstraject is stil komen te staan.
Het hof acht deze situatie zeer onwenselijk.
Met het oog op het doorbreken van deze impasse acht het hof het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk nader te worden geïnformeerd.
In het bijzonder wenst het hof door de advocaat-generaal en de raadsman geïnformeerd te worden over:
 de stand van zaken waarin de vreemdelingrechtelijke procedure, gericht tegen het tegen de terbeschikkinggestelde uitgevaardigde inreisverbod, zich bevindt;
In het bijzonder wenst het hof door de kliniek geïnformeerd te worden over:
  • de uitkomsten van de bij de Regiegroep vreemdelingen tbs ingediende aanvraag;
  • de wijze waarop de stagnatie van het resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde kan worden tegengegaan, waarbij – bezien in het licht van de suggestie van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg in het advies van 27 februari 2019 – de mogelijkheid onderzocht dient te worden van een overplaatsing naar [locatie] en de kaders waarbinnen dit gerealiseerd kan worden;
  • het door de kliniek ingenomen standpunt dat een resocialisatietraject via de weg van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet tot de mogelijkheden behoort.
Het hof zal het onderzoek met voormeld doel heropenen en het onderzoek voor een periode langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden schorsen, omdat de agenda van het hof een eerdere behandeling niet toelaat. Daarnaast acht het hof het in verband met de verzochte aanvullende informatie noodzakelijk dat voor de volgende zitting worden opgeroepen:
- dhr. W. Veldsema, maatschappelijk werker binnen [de kliniek] , en
- mevr. G. Stuyling de Lange, hoofdbehandelaar binnen [de kliniek] .
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Tussenbeslissing

Het hof:
Heropentde behandeling van de zaak met voormeld doel en
schorsthet onderzoek voor
onbepaalde tijd, voor een periode langer dan een maand, maar korter dan drie maanden, omdat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling niet toelaat.
Beveeltvoorts de oproeping van:
 de terbeschikkinggestelde;
  • dhr. W. Veldsema, maatschappelijk werker binnen [de kliniek] ;
  • mevr. G. Stuyling de Lange, hoofdbehandelaar binnen [de kliniek] ;
tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving hiervan aan de raadsman.
Houdtiedere verdere beslissing aan.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. D.M.L. Versteijnen en drs. C.J.J.C.M. van Gestel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Helmus als griffier,
en op 2 mei 2019 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.