ECLI:NL:GHARL:2019:11260

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
31 december 2019
Zaaknummer
200.269.410
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing met verzoek tot benoeming bijzondere curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen van de ouders, hierna aangeduid als de vader en de moeder. De ouders, die gezamenlijk het gezag uitoefenen over drie van de vier kinderen, hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De kinderrechter had op 14 augustus 2019 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 16 augustus 2020. De ouders hebben vier grieven ingediend, gericht tegen deze verlenging en de afwijzing van hun verzoek om een omgangsregeling met de kinderen. Tevens hebben zij verzocht om de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen, omdat zij twijfelen aan de objectiviteit van de jeugdbeschermer.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2019 zijn de ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaat, terwijl de GI en de raad voor de kinderbescherming niet aanwezig waren. De kinderen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hun mening kenbaar te maken. Het hof heeft vastgesteld dat er een belangenstrijd bestaat tussen de ouders en de GI, waarbij de ouders menen dat de kinderen wel contact met hen willen, terwijl de GI stelt dat de kinderen geen contact wensen. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen, die hen kan vertegenwoordigen en hun belangen kan behartigen. De bijzondere curator zal de kinderen helpen bij het verhelderen van hun wensen en behoeften met betrekking tot contact met de ouders.

De beslissing van het hof houdt in dat de bijzondere curator met ingang van heden is benoemd en dat er een verslag van zijn bevindingen moet worden opgesteld. De ouders en de GI hebben de mogelijkheid om op dit verslag te reageren. De mondelinge behandeling van het hoger beroep zal op een later moment worden voortgezet, waarbij alle betrokken partijen zullen worden opgeroepen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.269.410
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 485236)
beschikking van 31 december 2019
inzake
[verzoeker]
en
[verzoekster],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de ouders, respectievelijk de vader, de moeder,
advocaat: mr. L. Scheffer te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting de Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Bussum,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
De pleegouders van na te noemen [kind 3],
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, hierna: de kinderrechter, heeft op 14 augustus 2019 een beschikking uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 18 oktober 2019;
  • het verweerschrift in hoger beroep van de GI met producties;
  • een faxbericht van de GI van 21 november 2019, en
  • een journaalbericht van mr. Scheffer van 25 november 2019 met producties.
2.2
De hierna te noemen minderjarigen [kind 5] , [kind 1] , [kind 7] , en [kind 6] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 26 november 2019 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat en G. Marcus tolk in de Engelse taal. Namens de GI is niemand verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming, hierna: de raad, is - met bericht vooraf - niemand verschenen. De pleegouders zijn niet verschenen.

3.De feiten

De kinderen, het gezag over de kinderen en hun verblijfplaats
3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [kind 1] (verder: [kind 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , Oeganda;
  • [kind 2] (verder: [kind 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2009 te [geboorteplaats 1] Oeganda;
  • [kind 3] (verder: [kind 3] ), geboren op [geboortedatum 3] 2016 te [geboorteplaats 2] , en
  • [kind 4] (verder: [kind 4] ), geboren op [geboortedatum 4] 2019 te [geboorteplaats 2] .
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] . Of de ouders ook het gezamenlijk gezag uitoefenen over [kind 4] is het hof niet bekend.
Krachtens de hierna onder 3.5 te vermelden beschikking verblijft [kind 1] in een gezinshuis, verblijft [kind 2] op een leefgroep en verblijft [kind 3] in een pleeggezin.
3.2
Uit een eerdere relatie van de vader met een voor het hof onbekende vrouw zijn geboren:
  • [kind 5] (verder: [kind 5] ), op [geboortedatum 5] 2005 te [geboorteplaats 3] , Oeganda, en
  • [kind 6] (verder: [kind 6] ), op [geboortedatum 6] 2007 te [geboorteplaats 3] , Oeganda.
De vader oefent het ouderlijk gezag over [kind 5] en [kind 6] alleen uit. [kind 5] en [kind 6] verblijven krachtens de hierna onder 3.5 te vermelden beschikking samen in hetzelfde gezinshuis.
3.3
Uit een eerdere relatie van de vader met een voor het hof eveneens onbekende vrouw zijn geboren:
  • [kind 7] (verder: [kind 7] ), op [geboortedatum 7] 2007 te [geboorteplaats 1] , Oeganda, en
  • [kind 8] (verder: [kind 8] ), op [geboortedatum 8] 2009 te [geboorteplaats 4] , Oeganda.
De vader oefent alleen het gezag uit over [kind 7] en [kind 8] . [kind 7] en [kind 8] verblijven krachtens de hierna onder 3.5 te vermelden beschikking samen in hetzelfde gezinshuis.
Ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen
3.4
Bij beschikking van 16 augustus 2018 heeft de kinderrechter alle kinderen, behalve de toen nog ongeboren [kind 4] , onder toezicht gesteld tot 16 augustus 2019 en is een machtiging tot uithuisplaatsing voor dezelfde kinderen verleend in een voorziening voor pleegzorg tot 16 februari 2019, waarbij de beslissing voor het overige is aangehouden.
3.5
Bij beschikking van 12 februari 2019 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 5] , [kind 1] , [kind 7] , [kind 6] , [kind 8] , [kind 2] en [kind 3] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot uiterlijk 16 augustus 2019.
3.6
[kind 4] staat onder toezicht van de GI en woont bij de ouders thuis.
omgangsregeling
3.7
Bij beschikking van 28 november 2018 heeft de kinderrechter het verzoek van de ouders om een omgangsregeling tussen hen en de kinderen - behalve [kind 4] - vast te stellen, afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De kinderrechter heeft bij de bestreden beschikking de termijn van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 16 augustus 2020 en die beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De ouders zijn met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen en op de afwijzing van het zelfstandig verzoek van de ouders tot vaststelling van en omgangsregeling tussen hen en de kinderen.
De ouders verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen is verlengd en de door de ouders verzochte omgangsregeling is afgewezen, althans zodanig te beslissen als het hof juist acht. De ouders verzoeken het hof aanvullend aan de kinderen een bijzondere curator toe te wijzen.
4.3
De GI voert verweer en zij verzoekt het hof het door de ouders ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Gelet op de inhoud van het hierna in 5.5 gemelde faxbericht van de GI heeft de GI haar in het verweerschrift geuite bezwaar tegen de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen laten varen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De ouders hebben de Oegandese nationaliteit. Op grond van artikel 8 van de EG verordening nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II-bis) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht en was de rechtbank Gelderland bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid, nu de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden op het tijdstip van het inleidend verzoek bij de rechtbank.
5.2
Op grond van artikel 15 van het Haag Kinderbeschermingsverdrag 1996 zal het hof het Nederlands recht toepassen.
Bijzonder curator
5.3
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij wie de zaak aanhangig is, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige.
5.4
De ouders stellen dat zij weinig vertrouwen hebben in de jeugdbeschermer. Er is sprake van miscommunicatie omdat de ouders niet goed Nederlands verstaan en spreken, terwijl de jeugdbeschermer niet in het Engels, de taal die zij wel goed machtig zijn, met hen communiceert. Als gevolg hiervan hebben de ouders sinds medio februari 2018 alleen nog maar telefonisch contact met de kinderen.
De GI stelt dat de kinderen geen contact meer willen met de ouders en niet bij hen willen wonen. Volgens de ouders interpreteert de jeugdbeschermer de boodschap van de kinderen niet juist: de kinderen willen wel contact met hen en zij willen ook bij hen wonen. Om die reden hebben de ouders hoger beroep tegen de bestreden beschikking ingesteld en verzocht om een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen.
5.5
De GI heeft bij faxbericht van 21 november 2019 verklaard dat de ouders geen vertrouwen hebben in de jeugdbeschermer en in haar beoordeling ten aanzien van het welzijn van de kinderen. Hoewel de jeugdbeschermer meent dat zij nog steeds in staat is een gedegen inschatting te maken over het welzijn van de kinderen en hun belang voorop te stellen, kan de GI zich vinden in het verzoek van de ouders om een bijzondere curator te benoemen. De GI hoopt dat daardoor de samenwerking tussen de jeugdbeschermer en de ouders verbetert en rust en stabiliteit geboden kan worden aan de kinderen.
5.6
Naar het oordeel van het hof is het in het belang van elk van de kinderen noodzakelijk dat een bijzondere curator wordt benoemd. Er is sprake van een belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW nu de kinderen - naar zeggen van de GI - geen omgang met de ouders wensen en niet bij hen willen wonen, terwijl de ouders van mening zijn dat de kinderen wel omgang willen en wel bij hen willen wonen.
In een dergelijke situatie zou de rol van de GI juist moeten zijn om helderheid te verschaffen, maar nu er sprake is van gebrek van vertrouwen tussen de ouders en de GI, acht het hof het in het belang van de kinderen dat zij hun verhaal kunnen vertellen aan een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Gelet op de problematiek van de kinderen, de behandeling die zij momenteel eventueel ondergaan, zal het hof een bijzondere curator benoemen met een pedagogische achtergrond waarbij - voor zover mogelijk - rekening wordt gehouden met de verschillende verblijfplaatsen van de kinderen.
5.7
Het hof verzoekt de bijzondere curator, zonder daarmee de taakuitoefening van de bijzondere curator op enige wijze te willen beperken, met name antwoord te geven op de volgende vragen:
  • staan de kinderen open voor contact met de ouders en is contact tussen de kinderen en de ouders in hun belang;
  • op welke wijze kan - desgewenst - het contact tussen de kinderen en de ouders tot stand worden gebracht en
  • is het in het belang van de kinderen dat wordt gewerkt aan terugplaatsing van de kinderen en zo ja: op welke termijn en onder welke voorwaarden?
5.8
In deze beschikking zal het hof de bijzondere curator aanwijzen voor de onder 3.1 (met uitzondering van [kind 4] ) vermelde kinderen. De aanwijzing van een bijzondere curator ten aanzien van de onder 3.2 en 3.3 vermelde kinderen geschiedt bij beschikkingen van heden onder nummer 200.270.679 en 200.270.681.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
benoemt met ingang van heden tot bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 BW over de minderjarigen:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , Oeganda;
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2009 te [geboorteplaats 1] Oeganda en
  • [kind 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2016 te [geboorteplaats 2] ,
[naam] , [adres] ;
en met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 5.7;
alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat de griffiervan dit hof een afschrift van deze beschikking en een afschrift van alle processtukken aan de bijzondere curator zal toezenden;
bepaalt dat de GI per omgaandede adres-, telefoon- en of e-mailgegevens van de instellingen/pleegezin waar de kinderen verblijven aan de bijzondere curator ter kennis brengt, zodat zo spoedig als mogelijk een afspraak kan worden gemaakt;
verzoekt de bijzondere curator
vóór 15 april 2020aan het hof schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen, met afschrift daarvan aan alle partijen;
bepaalt dat de ouders en de GI, zo nodig, na ontvangst van het afschrift van het verslag van de bijzondere curator, op dat verslag
uiterlijk 1 mei 2020schriftelijk kunnen reageren, met een afschrift van deze reactie aan de andere partij en de bijzondere curator.
bepaalt dat de mondelinge behandeling van de zaak betreffende het hoger beroep van de ouders zal worden voortgezet op dinsdag
28 mei 2020 te 9.45 uurvoor welke zitting de ouders, hun advocaat, de GI, de raad en de bijzondere curator zullen worden opgeroepen;
benoemt mr. J.B. de Groot, lid van dit hof hierbij tot raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, voorzitter, M.H.F. van Vugt en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 31 december 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.