Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de verlengingen van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, die de ondertoezichtstelling op verschillende momenten had verlengd. De moeder verzocht het hof om de ondertoezichtstelling te beëindigen of de duur ervan te verkorten. De vader en de gecertificeerde instelling, Stichting Samen Veilig Midden-Nederland, hebben verweer gevoerd. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de relevante feiten uiteengezet, waaronder eerdere beschikkingen van de kinderrechter en de rol van de grootmoeder als informant. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderrechter bij de verlenging van de ondertoezichtstelling niet op rechtmatige wijze heeft gehandeld, omdat er geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. De verlenging van de ondertoezichtstelling tot 18 juli 2019 is daarom nietig verklaard. De verlengingen tot 18 september en 18 oktober 2019 zijn echter bekrachtigd, omdat deze rechtmatig zijn. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de bestreden beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd, met uitzondering van de beschikking van 21 juni 2019, die niet op rechtmatige wijze tot stand is gekomen.