4.2[appellant] heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] , onvoldoende aangevoerd om te concluderen dat hij de transactie heeft gesloten onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken.
Allereerst heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat hij niet wist dat de betaling van
€ 40.000 definitief was, gelet op de volgende feiten en omstandigheden:
a. a) niet bestreden is dat [geïntimeerde] de Nederlandse en Arabische (Marokkaanse) taal beheerst en ook in het Arabisch met [appellant] heeft gesproken;
b) niet weersproken is dat [geïntimeerde] het transactievoorstel met de vrouw en dochter van [appellant] heeft besproken, in verband met het regelen van de betaling van € 40.000;
c) in het transactiedocument is betaling van een bedrag van € 40.000 vet gedrukt en duidelijk zichtbaar opgenomen, als één van de twee voorwaarden om niet vervolgd te worden;
d) in het transactiedocument zijn geen voorwaarden voor terugbetaling van het genoemde bedrag van € 40.000 opgenomen;
e) het transactievoorstel is verder heel kort (1 pagina) en eenduidig, de tekst ervan biedt geen aanknopingspunt voor de verwachting dat het bedrag van € 40.000 weer zal worden terugbetaald;
f) [appellant] heeft niet concreet gesteld dat [geïntimeerde] iets heeft gezegd (tegen hemzelf of zijn vrouw en/of dochter) waaruit hij wél kon begrijpen dat het bedrag van € 40.000 zou worden terugbetaald en onder welke voorwaarden dit zou gebeuren;
g) [appellant] heeft geen begrijpelijke voorwaarden genoemd voor het terugkrijgen van de door hem als waarborgsom begrepen betaling;
h) de dochter van [appellant] begreep in ieder geval goed Nederlands, vaststaat dat zij het (voorgestelde) transactiedocument kende, waarin de voorwaarde van betaling van € 40.000 staat;
i. i) de dochter van [appellant] heeft de betaling van € 40.000 feitelijk uitgevoerd; ook de vrouw van [appellant] moest blijkens de stellingen van [appellant] bij de betaling betrokken zijn;
j) [appellant] heeft het transactiedocument zelf ondertekend, op dinsdag 5 april 2016, een moment waarop zijn voorlopige hechtenis/acute dwangpositie al was beëindigd en hij, in vrijheid gesteld, weer in staat was met anderen (onder wie zijn vrouw en dochter) te communiceren;
k) waarom [appellant] het korte transactiedocument (als dat al nodig was) niet door zijn dochter heeft laten vertalen toen zij dat aan hem gaf behoeft - bij het ondertekenen van een voor [appellant] zó belangrijke afspraak - een nadere verklaring, die [appellant] ook niet heeft gegeven;
l) [appellant] heeft ten slotte geen enkele toelichting gegeven op de omstandigheid dat hij in de procesinleiding alleen het misverstand van het prijsgeven van inbeslaggenomen geld en auto’s heeft genoemd, maar bij de comparitie in eerste aanleg heeft verklaard dat hij ook nog (onterecht) dacht dat hij recht had op terugbetaling van € 40.000. Het geven van weer een andere interpretatie van de afspraken had [appellant] moeten uitleggen.