In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanmaningskosten die aan belanghebbende zijn opgelegd door de ambtenaar van GBLT. De ambtenaar had belanghebbende een bedrag van € 7 aan aanmaningskosten in rekening gebracht na het niet tijdig betalen van aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze kosten, maar de ambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Overijssel oordeelde echter dat het bezwaar gegrond was, waarna de ambtenaar in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 21 november 2019 werd duidelijk dat belanghebbende de aanslagen via de Berichtenbox van MijnOverheid had ontvangen, maar dat hij geen notificatie e-mails had ontvangen en zijn account tussen april en september 2016 niet had bezocht. Het Hof oordeelde dat de ambtenaar de aanslagen rechtsgeldig had bekendgemaakt, maar dat de aanmaningskosten in dit geval niet in overeenstemming waren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het Hof concludeerde dat belanghebbende in omstandigheden verkeerde die het hem feitelijk onmogelijk maakten om zijn betalingsverplichting tijdig na te komen, en dat het in rekening brengen van aanmaningskosten onredelijk en onbillijk was.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, vernietigde de beschikking inzake de aanmaningskosten en verklaarde het hoger beroep van de ambtenaar ongegrond. Tevens werd de ambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 295. De uitspraak benadrukt het belang van behoorlijk bestuur en de noodzaak om rekening te houden met de omstandigheden van de belastingplichtige.