In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, de kinder- en partneralimentatie, en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden. De man en de vrouw, die in 1997 huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan, zijn verwikkeld in een echtscheiding. De vrouw heeft verzocht om een voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden, terwijl de man verweer heeft gevoerd en niet-ontvankelijkheid heeft ingeroepen. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland in acht genomen. De man heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank van 19 juni 2018, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw werd bepaald. Het hof heeft de belangen van de kinderen en de huidige situatie van de ouders in overweging genomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te handhaven, wat het hof heeft overgenomen. De man heeft ook verzocht om een wijziging van de informatieregeling, maar dit verzoek is afgewezen. De behoefte van de kinderen aan alimentatie is vastgesteld op € 597,- per kind per maand, en de behoefte van de vrouw op € 3.000,- netto per maand. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De behandeling van de zaak met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden is aangehouden tot een latere datum.