In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van V.o.f. [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de vraag of belanghebbende omzetbelasting verschuldigd is wegens privégebruik van een woning die door de vennoten van de vennootschap is gebouwd en gebruikt. Belanghebbende had over het tijdvak van 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015 omzetbelasting aangegeven, maar de Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat de woning eigendom is van de vennoten en dat deze woning zowel privé als zakelijk wordt gebruikt. De vraag die centraal staat is of de woning tot het bedrijfsvermogen van belanghebbende behoort en of er omzetbelasting verschuldigd is voor het privégebruik. Het Hof concludeert dat de woning niet tot het bedrijfsvermogen van belanghebbende behoort, omdat de vennoten de feitelijke beschikkingsmacht over de woning hebben. Dit betekent dat belanghebbende ten onrechte omzetbelasting heeft aangegeven en dat er geen omzetbelasting verschuldigd is voor het privégebruik van de woning.
Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van belanghebbende gegrond. De Inspecteur wordt veroordeeld tot het vergoeden van de betaalde omzetbelasting van € 6.897 en de proceskosten van in totaal € 2.302. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan tegen deze beslissing.